Rento Wolter Hendrik Hofstede Crull, elektriciteitspionier, sportman en fabrikant
Rento Wolter Hendrik Hofstede Crull rond 1917. Bron: HHG
Rento Wolter Hendrik Hofstede Crull (26-11-1863, Meppel - 08-09-1938 Doetinchem). Vader: Wolter Hendrik Crull (1828-1864). Moeder: Catharina Annette Kuiper (1831-1909). Echtgenote 1 Aleida Johanna Hendrika Dikkers (1865-1928). Echtgenote 2: Elisabeth Kühm. Kinderen: 4 dochters: Johanna (1895-1945), Catharina Annetta Jacoba (1897-1989), Woltera Hendrika (1900-1966 ) Aleida Johanna Hendrika (1902-1971)
Inleiding
Rento Wolter Hendrik Hofstede Crull werd geboren in 1863. Na de lagere school in de stad Groningen en een weinig succesvol verlopen HBS tijd in diezelfde stad, werkte hij enkele jaren in een fabriek in Borne. Hij pakte daarna de studie weer op. Ditmaal aan de technische hogeschool in Hannover, waar hij elektrotechniek studeerde.
In 1891 ontwikkelde hij veel activiteit voor het Amerikaanse bedrijf Thomson Houston' op de grote elektriciteitstentoonstelling in Frankfürt am Main. Direct na die tentoonstelling volgde een periode van drie jaren praktisch werken in de fabrieken van Thomson Houston en General Electric in de Verenigde Staten. Hij bezocht daar ook de Wereldtentoonstelling in Chicago van 1893.
Op 1 april 1894 begon hij in Borne een technisch bureau, dat zich aanvankelijk vooral toelegde op installatiewerk, op de handel in elektrotechnische materialen en op het stichten van openbare elektriciteitsbedrijven. In 1897 volgde zijn associatie met de werktuigbouwkundige ingenieur Willem Willink en stichtten zij samen de firma 'Hofstede Crull en Willink'.
Spanningsmeter gemaakt tussen 1897 en 1900 door Hofstede Crull & Willink, Bron: Gemeentearchief Borne
Na verhuizing naar Hengelo in 1900, vervaardigde het bedrijf in toenemende mate ook eigen elektrotechnische producten. Deze laatste activiteit nam nog sneller toe, nadat de firma in 1908 werd omgezet in de naamloze vennootschap: 'Hengelosche elektrische En Mechanische Apparaten Fabriek' HEEMAF. Vanaf 1915 behoorde ook de fabricage van elektromotoren en generatoren tot de HEEMAF-activiteiten.
Reclame uit de Ingenieur (1894).
Een zeer vroege foto van de Heemaf, bron: Techniekmuseum Oyfo.
Kijkje in de fabriek van de Heemaf (1920-1925)
Bron: Telegraaf 18-11-1915
Amperemeter, voltmeter en spanningsmeter van Hofstede Crull & Willink tot Heemaf. Bron: Techniekmuseum Oyfo, foto: Rudo Hermsen
Februari 1916, 4 beladen Heemaf vrachtauto's (allemaal met kenteken E-218) voor het Heemafkantoor aan de Bornseweg. Op de achtergrond zie je nog een grote kabelhaspel van de N.K.F. en geheel rechts een vrachtauto met enkele transformatoren van Willem Smit & Co's Transformatorenfabriek. Bron: Historisch Centrum Overijssel.
Hofstede Crull stond aan de wieg van een groot aantal elektriciteitsbedrijven. Aanvankelijk nog bescheiden van omvang, maar later ook bedrijven met meer dan plaatselijke betekenis. Als stichter van het Twentsch Centraal Station voor Elektrische Stroomlevering het TCS, als exploitant van het GEB Enschede, grondlegger van de elektriciteits maatschappij 'De Berkelstreek' en als initiator van de 'Stroom Verkoop Maatschappij', de latere 'Provinciale Limburgsche elektriciteits Maatschappij PLEM', behoort Hofstede Crull zonder twijfel tot de weinige elektriciteitspioniers die Nederland gekend heeft.
Klik hier voor het jubileum van de Stroom Verkoop Maatschappij (1909-1934) met een kwart eeuw ontwikkeling van de Limburgse elektriciteitsvoorziening en de rol die Hofstede Crull daarin gespeeld heeft.
Rento Wolter Hendrik Hofstede Crull (1863-1938). Hij werd geboren als Rento ‘Klaas’ Crull, maar om zijn in 1864 overleden vader te eren, vroeg zijn moeder een naamsverandering en ging hij Rento ‘Wolter Hendrik’ Crull heten. In 1879, werd aan zijn achternaam, ook nog Hofstede toegevoegd.
In 1918 ontstond een conflict met de raad van commissarissen en met een aantal stafleden van HEEMAF. Het conflict escaleerde en het leidde in 1919 tot zijn aftreden als directeur van HEEMAF. Na terugtreden uit nog enkele andere functies in Twente, stichtte hij in 1920 een nieuwe elektromotoren-fabriek in Doetinchem. Deze fabriek doorstond de crisisjaren niet en failleerde in 1933. Hem restte, als bijna 70-jarige, daarna nog slechts de eveneens door hem gestichte 'Internationale Spinpot Exploitatie Maatschappij' ISEM, waar speciale spin potten voor de kunstzijde industrie vervaardigd werden en waaraan hij tot zijn dood verbonden bleef.
Hofstede Crull heeft grote verdiensten gehad als initiator van intergemeentelijke elektriciteitsvoorziening, elektriciteitsvoorziening op het platteland, als stichter van een fors aantal elektriciteitsbedrijven en als fabrikant van elektrische machines en apparaten. Toen hij op 8 september 1938 in Doetinchem overleed en enkele dagen later in Borne begraven werd, verloor Nederland een koppig en niet gemakkelijk mens, maar ook iemand die er voor zorgde dat er gedurende de donkere jaren van de eerste wereldoorlog in vele Nederlandse huiskamers toch enig licht ontstoken kon worden.
Jeugdjaren en opleiding
Op 26 november 1863 werd hij geboren in Meppel; Rento Klaas Crull, zoon van de huisarts Wolter Hendrik Crull en van Catharina Annette Kuiper, jongere broer van Peter Crull. In maart 1864 overleed zijn vader op 35-jarige leeftijd. Zijn moeder ondernam dadelijk stappen om de geboortenamen van vader niet verloren te laten gaan. Bij beschikking van de arrondissementsrechtbank in Assen van 20 juni 1864 werden de voornamen van Rento Klaas veranderd in: Rento Wolter Hendrik.
De jonge heer Crull ontpopte zich als een lastig ventje, waar moeder veel mee te stellen kreeg.' Volgens één van zijn dochters, mevrouw Bouman uit Zwolle, klom hij als vierjarige al op het dak van het woonhuis als hij zijn zin niet kreeg en weigerde af te dalen zolang moeder niet toegaf.
Op 30 oktober 1864 trok het jonge gezin naar de stad Groningen, waar zij in het ouderlijk huis van moeder aan de Haddingestraat 209 onderdak vonden. De lagere school werd doorlopen in de stad Groningen en het eerste jaar van de·HBS, in Hoogezand-Sappemeer. Dit laatste hield waarschijnlijk verband met weer een naamswijziging. Die naamswijziging werd in 1879 aangevraagd en bij koninklijk besluit no 32 van 12 juni 1879 kreeg de toen 15-jarige Rento Wolter Hendrik Crull officieel toestemming bij zijn geslachtsnaam die van 'Hofstede' te voegen. De aanvraag had te maken met het huwelijk van één der voorvaderen van de Crull-familie met een telg uit het Drentse drosten geslacht 'Hofstede'. Doordat er in de betreffende familie-tak drie dochters waren en geen zonen, dreigde de naam 'Hofstede' te verdwijnen en moesten potentiële huwelijkskandidaten trachten de naam Hofstede aan de eigen naam toegevoegd te krijgen.
Het eerste jaar van de HBS werd dus in Sappemeer gevolgd en na gewenning aan de nieuwe naam werd hij ingeschreven aan de Rijks-HBS in Groningen. Die HBS-tijd, verliep allesbehalve voorspoedig; vele onvoldoendes en steeds meer schoolverzuim. Met pasen 1883 kreeg de spijbelaar het advies de school te verlaten en volgde een korte periode van werken in het metaalbedrijf 'van Vliet en van Capelle'." In 1884 treffen we hem aan in het dienstboden register van de gemeente Borne. Gedurende twee jaren heeft hij daar gewerkt in de machinefabriek van de gebroeders Ledeboer.
Hoogstwaarschijnlijk maakte hij daar ook voor het eerst kennis met een, uiteraard nog wat primitieve, elektrische fabrieksinstallatie. Ook maakte hij daar kennis met zijn latere echtgenote, Aleida Johanna Hendrika Dikkers, dochter van de kantonrechter mr. Hendricus Dikkers en van Johanna Dikkers, beiden telgen uit hetzelfde Dikkers-geslacht. Mogelijk heeft het engagement met Aleida Dikkers hem geïnspireerd tot een wat serieuzer aanpak van zijn studie, want in het voorjaar van 1886 vinden we hem terug aan het 'Technicum Mittweida' in Duitsland. Die school had geen academische status, maar moet ongeveer geplaatst worden op het niveau van onze huidige HTS. Hofstede Crull heeft slechts één semester in Mittweida (een stad onder Leipzig) doorgebracht en ook daar veel verzuimd wegens 'Familien-angelegenheiten'." Die familie-omstandigheden schijnen te maken hebben gehad met het opvragen van vaders erfdeel. Dat erfdeel zou hem in staat gesteld hebben zijn studie te bekostigen. Hoe het zij, vanaf 9 oktober 1886 blijkt hij college te lopen aan de technische hogeschool te Hannover. Hij volgt daar onder meer de, juist in 1886 aangevangen, colleges elektrotechniek van de in vakkringen zo bekende professor Wilhelm Kohlrausch. Hofstede Crull heeft de colleges slechts als toehoorder gevolgd. Nergens zijn gegevens te vinden over tentamens of over afstuderen.
Ook heeft hij later nooit de titel 'Diplom Ingenieur' gevoerd, waar hij recht op gehad zou hebben als hij daadwerkelijk afgestudeerd zou zijn. Volgens het 'Matrikelbuch' 1886-1891,5 heeft hij de colleges een aantal jaren trouw gevolgd en naar later zou blijken, heeft hij er ook veel geleerd.
Wielrennen/Velocipede
Toen in het laatste kwart van de negentiende eeuw op verschillende plaatsen in Nederland de fiets zijn intrede deed, was hij erbij. Als één van de eersten deed hij mee aan wielerwedstrijden. Op de ‘hoge bi’, een vroeg type fiets, bestaand uit een heel groot voorwiel en minuscuul achterwiel. (In het Engels wordt een dergelijke fiets een penny-farthing genoemd, naar de grote munt, de penny, en de kleine, de farthing).
Tussen de colleges is Hofstede Crull dikwijls terug te vinden op allerlei wielerbanen. Op 14 juli 1886 debuteerde hij in Harlingen bij wedstrijden van ‘Het Nederlandsche Velocipedistenbond’.Hij veroverde daar op 'de hoge' een tweede plaats op de race over één kilometer. Ook op Duitse banen heeft hij, volgens overlevering, vele malen successen geboekt.
De pedalen zijn aan het voorwiel bevestigd. De fiets is vrij labiel en dus moeilijk te berijden. Niet zonder risico bovendien. Maar risico’s schuwde Hofstede Crull niet. Integendeel! Hij was al begonnen met wielrijden toen hij in Groningen nog op de HBS zat. Later, in de periode waarin hij zich in Duitsland bekwaamde in de elektrotechniek, deed hij ook in het buitenland aan vele wedstrijden mee.
Wielerwedstrijd met Hofstede Crull, Nieuws van den dag, 18-07-1887
Deze unieke foto rond 1888 vond ik op delpher.nl, waarop Hofstede Crull te zien is. Bron: "een halve eeuw wielersport 1867 - 1917".
Verslag van een internationale fietswedstrijd waar Hofstede Crull uit Groningen eerste werd. Bron: de Kampioen, augustus 1886.
Amerika
Na de studietijd in Hannover deed Hofstede Crull de belangrijke elektriciteitstentoonstelling in Frankfurt am Main aan, in 1891. Professor Snijders van de toen nog 'Polytechnische School' in Delft, bezocht de tentoonstelling en rapporteerde er over aan de minister." Uit dat rapport blijkt dat Hofstede Crull 'op echt Amerikaanse wijze' het paviljoen van het Amerikaanse bedrijf 'Thomson Houston' onder ieders aandacht bracht. Thomson Houston bezat in die jaren een vestiging in Hamburg en Hofstede Crull was daar klaarblijkelijk aan verbonden.
Ook gaf hij tijdens een congres in Frankfurt, over 'elektrische banen'(spoorlijnen), de zich wat opdringerige vertegenwoordiger van Siemens en Halske een fikse veeg uit de pan. Professor Snijders lijkt in het rapport nogal ingenomen met het optreden van Hofstede Crull.
Direct na de tentoonstelling vertrok hij naar de USA, waar hij in de fabrieken van Thomson Houston veel ervaring opdeed en waar hij ook de wereldtentoonstelling in Chicago van 1893 bezocht. Thomson Houston werd in 1893 opgenomen in de General Electric Company, waardoor Hofstede Crull ook nog gemakkelijk kon overstappen naar dat, nog weer grotere bedrijf, en kennis kon nemen van de werkmethoden en elektrische systemen bij de GEC. Voor meer informatie over deze Wereldtentoonstelling klik HIER.
Een prachtige foto van Hofstede Crull bij een machine van General Electric Company tijdens de Wereldtentoonstelling in Chicago in 1893. Bron: H.H.G.
De machinehal van de Wereldtentoonstelling in Chicago in 1893. Achteraan zien we het logo van General Electric. Bron: The Fieldmuseum / Flickr
Een van de belangrijkste elektrotechnische tentoonstellingen vòòr 1900, de Internationale Elektrotechnische Ausstellung Frankfurt am Main (1891). Hier waren alle bekende elektriciteitspioniers te vinden waaronder o.a. Edison, Hofstede Crull en Willem Benjamin Smit.
Lauffen 1891 met een aantal prominenten o.a. G. Kapp, bron: Wikipedia
Over de Amerikaanse periode is verder weinig bekend. Uit mondelinge overlevering blijkt dat de VS een onuitwisbare indruk op hem gemaakt hebben. Zelfs op veel latere leeftijd vertelde hij er nog graag over. Bekend is wel dat hij in zijn Amerika periode geregeld om de tafel zat met de beroemde Edison. Hij vertelde in een interview aan de plaatselijke krant over zijn Amerika periode. Op de vraag: "wat kunt u over Edison vertellen" antwoordde hij:
"Edisons kracht was, dat hij het uitvinden industrialiseerde. Hij had een ver vooruitzienden geest, zeide: dat wil ik uitvinden, daar zit toekomst in, en zette dan al zijn medewerkers aan den arbeid, om steentje voor steentje aan de uitvinding, welke hij doen wilde, bij te dragen".
Eigen technisch bureau
In het voorjaar van 1894 kwam Hofstede Crull weer terug in Europa. Eerst in dienst van het Hannoverse bedrijf 'Körting', dat hij al kende uit zijn studietijd en dat op de Frankfürter tentoonstelling haar stand had, vlak naast die van Thomson Houston. Körting leverde allerlei mechanische en elektrische machines en exposeerde in 1891 al met een woning op het tentoonstellingsterrein die verwarmd werd met afvalwarmte uit gasmotoren." Op 1 april 1894 startte Hofstede Crull een wat hij noemde 'elektro- Technisch & Technisch Bureau' in Borne.
24-02-1894, Tubantia
Als generaal vertegenwoordiger van Körting bood hij zich aan voor levering en installatie van gas- en elektrische toestellen. Hij had een wat bij elkaar geraapte, maar toch redelijke schoolopleiding, zijn talenkennis was voldoende, zijn ervaring in binnen- en buitenland was groot en zijn werkkracht onbeperkt. Ook was hij brutaal, hij had maatschappelijk gezien, geen hoogtevrees en hij bezat overtuigingskracht.
.
Het eerste gebouw van elektrotechnisch bureau Hofstede Crull en Willink Ingenieurs aan de Bornschestraat in Borne rond 1897.
Een van de eerste advertentie geplaatst door Hofstede Crull in de Tubantia en Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant (1894).
14-1-1895, bron: Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant
25-3-1895 Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant
Nogmaals het eerste gebouw van elektrotechnisch bureau Hofstede Crull en Willink Ingenieurs aan de Bornschestraat in Borne rond 1900..
07-11-1901 Nieuws van den Dag.
1896 eerste medewerkers van Hofstede Crull & Willink
14-03-1901 - Nieuws van den Dag
Interieur van een bandweverij kort na 1900. werkplaats "het eiland". Opmerkelijk is het bovendrijfwerk dat aangedreven werd door één centraal opgestelde grote elektromotor.
Reclame Hofstede Crull & Willink (1910).
Oudste fabriekshal Heemaf uit 1907 van de vestiging aan de Bornsestraat. Tot 1909 was hier de hele fabriek ondergebracht. De foto dateert van augustus 1913. In 1913 is dit de hal voor de massafabricage. De hal is 1600 m2 groot. Bron: Historisch Centrum Overijssel.
In 1909 werd begonnen met de bouw van de nieuwe Heemaf fabriek. De uitbreidingen waren nodig omdat het bedrijf snel groeide.
Als een bezetene bracht hij overal, waar dat te pas kwam, offertes uit voor het leveren van apparaten en installaties. Ook vroeg hij bij een groot aantal gemeenten concessie voor het stichten van openbare elektriciteitsbedrijven. Nu en dan was er enig succes. Zo werden de elektrische installaties van Musis Sacrum in Arnhem en van hotel Willems in Groningen door Hofstede Crull verzorgd."
Musis Sacrum in Arnhem had al rond 1897 elektrische verlichting, aangelegd door Hofstede Crull & Willink
27-7-1894, bron: dagblad van het Noorden.
Tussendoor maakte hij nog goede reclame door de landbouwtentoonstelling in Hengelo van elektrisch licht te voorzien.
5-9-1894, Tubantia
Ook een koolteerfabriek in Harlingen droeg haar elektrische installatie op aan het nieuwe technische bureau en de villa van de textielfabrikant A. J. Spanjaard in Borne werd eveneens elektrisch verlicht door Hofstede Crull.
Een zeer vroege foto (1897-1900) van een gezelschap voor een schakelbord, geheel rechts zien we Hofstede Crull, Links naast hem zittend waarschijnlijk Willink.
Het gezin Hofstede Crull
Op 27 december 1894 vond in Borne de huwelijksvoltrekking plaats tussen de inmiddels 29 jaar oude Aleida Johanna Hendrika Dikkers en de jonge heer Hofstede Crull. De bevlogen technicus had zijn bruid acht jaren laten wachten in het ouderlijk huis te Borne, terwijl hij zich in Duitsland en in de Verenigde Staten warm liep voor zijn latere elektrotechnische bezigheden. In de tussenliggende periode was op 11 januari 1890 de vader van de bruid overleden en drie maanden voor het huwelijksfeest, op 21 september 1894, overleed ook moeder. Ongetwijfeld zal dit de feestvreugde rond het huwelijk geweldig getemperd hebben.
Huwelijk R.W.H. Hofstede Crull met A.J.H. Dikkers
Het gezin woonde enkele jaren op verschillende plaatsen in Borne, maar in 1898 volgde verhuizing naar Hengelo. Zij betrokken daar een villa die aan de ouders Dikkers had toebehoord en die stond op het terrein van de voormalige 'hof te Hengelo', een havezate uit de veertiende eeuw in het centrum van Hengelo.
De Villa naast de Heemaf fabriek aan de Bornsestraat 5 in Hengelo. Hofstede Crull en zijn familie hebben hier van 1898 tot 1912 gewoond. Hij kreeg vier dochters: Johanna 27-8-1895, Catharina 1 mei 1897, Woltera 30 maart 1900, Aleida 1 mei 1902. Bij de geboorte van de laatste twee kinderen was Floris Hazemeijer getuige.
Er waren drie kindermeisjes of gouvernantes:
- Juffrouw Baas
- Juffrouw Leopold kreeg ontslag, was te streng
- Mejuffrouw Loep later ook huisdame ligt ook in het familiegraf begraven werd beschouwd als lid van de familie.
Op de foto uiterlijk 1912 gemaakt v.l.n.r. Mej. Loep, mevr. Hofstede Crull, een van de twee oudste dochters en op de voorgrond een hond.
2-8-1933, jubileum huishoudster van Hofstede Crull , mevrouw Loep, bron: Graafschapbode.
Uit het huwelijk werden zoals hierboven aangegeven 4 dochters geboren: 'evenzovele teleurstellingen'. Dolgraag zou Hofstede Crull een zoon gehad willen hebben, die dan later zijn werk voort had kunnen zetten en die de zojuist verworven fraaie familienaam, ook verder had kunnen uitdragen.
Bron: Stichting Old Hengelo
Openbare elektriciteitsvoorziening Groningen
Het eerste openbare elektriciteitsbedrijf, dat uit de initiatieven van Hofstede Crull voortkwam, werd opgericht in de stad Groningen. In samenwerking met enkele zakenmensen, de heren J.E. Scholten, L. Holthuis en F.A Freiling, werd in 1895 de GEBM, de Groninger elektrische Blokverlichtings- Maatschappij, gesticht." In een oud pakhuis aan het Soephuisstraatje in de binnenstad werd een gasmotor van Körting met een vermogen van 20 pk geïnstalleerd. Die motor dreef een gelijkstroomdynamo aan (geleverd door Willem Smit), vanwaaruit het net of een accubatterij gevoed kon worden.
De schakelkamer van het GEBM uit 1895, met rechts een dynamo van Smit Slikkerveer.
Tekening van de Dynamo,300 KW 125 slagen : 440/480 / 550 Volt.C voor de centrale in Groningen (1907) gemaakt door Smit Slikkerveer. Bron: Archief Brush HMA Ridderkerk
Deel van de oprichting van de Groninger blokcentrale 27-8-1895, bron: Nederlandsche Staatscourant.
Machinekamer met 2 De Laval's draaistroom turbine dynamo's (1895)
In de hinderwetvergunning staat: 'De ontwikkelde elektriciteit zal deels direct in de leidingen worden gezonden, deels in eene accumulatorenbatterij worden verzameld'. Het bedrijf verwierf geen concessie, maar werkte onder vergunningsvoorwaarden en kon nauwelijks uitbreiden. De essentie van een 'blokstation' was namelijk dat de vergunninghouder binnen het betreffende (huizen)-blok zijn gang mocht gaan, maar geen straten, wateren of andere openbare terreinen mocht kruisen. Een blokstation was dus op zijn best een goede vingeroefening, maar een doorslaand commercieel succes lag niet voor de hand.
Bron: Nieuws van den Dag, 19-07-1894
Pompenkamer van de Groninger Blokcentrale in 1895
16-06-1894 Nieuws van den dag, de concessie voor Groningen.
Op 15 oktober 1895 werd voor het eerst geleverd aan 22 klanten. Het waren vrijwel uitsluitend winkelbedrijven in de binnenstad. Bij de sluiting van het bedrijf in 1912, na een brand in het centrale gebouw, waren er 23 aangeslotenen. De uitbreiding kan dus onmogelijk spectaculair genoemd worden." Vanaf de stichting tot haar liquidatie is het bedrijf noodlijdend geweest. Er is nooit enig dividend uitgekeerd en de aandeelhouders moesten bij de liquidatie, ter dekking van de schulden, op elk oorspronkelijk aandeel van HFL 100,- nog f 47,50 bijbetalen. Hofstede Crull bezat 30 aandelen en leed financieel dus verlies, maar was een ervaring rijker. Bij dat verlies moeten we natuurlijk aantekenen dat hij aan het leveren van allerlei apparaten en verlichtingstoestellen aan de verbruikers in Groningen, wel degelijk verdiend kan hebben. De 23 klanten van het bedrijf werden, direct na de brand, gretig overgenomen door het inmiddels gestichte gemeentelijke elektriciteitsbedrijf van Groningen en de blokverlichtings-maatschappij was spoedig vergeten.
De opvolger van de Groninger elektrische Blokverlichtings- Maatschappij, de PEB Helpman centrale te Groningen (1912)
Unieke foto van de Helpman centrale te Groningen (1914), bron: Historisch Centrum Overijssel te Zwolle.
Elektriciteitscentrale "Helpman" in Groningen (1-9-1914). Rechts schakelbord Heemaf., Bron: Historisch Centrum Overijssel te Zwolle.
Elektriciteitscentrale "Helpman" in Groningen (1-9-1914), Bron: Historisch Centrum Overijssel te Zwolle.
Op 25-05-1898 krijgt hij de opdracht om elektrische verlichting te leveren voor de fabriek en de villa's van de firma Bakhuis & Zn te Olst.
Wildervank
De eerste concessie verkrijgt Hofstede Crull in 1894 de gemeente Wildervank.
17-6-1894, dagblad van het Noorden.
30-11-1894, Arnhemsche Courant
8-12-1894, bron: Nieuwe Veendammer Courant
18-7-1894, bron: Rotterdamsche Courant.
Veendam
Ook de eerste elektrische centrale in Veendam was een initiatief van Hofstede Crull. Hij kreeg daar in 1894 een concessie voor de aanleg van elektrische verlichting in de gemeente Veendam. In 1905 werd er een nieuwe elektrische centrale gebouwd. Ook daar waren de heren Hofstede Crull & Willink weer bij betrokken. Ook werd er een concessie aangevraagd voor de aanleg van een drinkwaterleiding in de gemeente Veendam en dat werd ook goedgekeurd.
1-9-1894-, concessie drinkwaterleiding in Veendam, bron: Tubantia
ENEM centrale Veendam (1894 - 1900)
23-07-1894, bron Nieuws van den dag
ENEM centrale Veendam, (1894-1904)
De Molenstreek ter hoogte van de huidige Tjark Jans Giezenstraat. We kijken hier in de richting van Ommelanderwijk. Aan de overzijde de voormalige Elektrische centrale die geëxploiteerd werd door de ENEM (Eerste Nederlandsche Elektriciteits Maatschappij). De centrale werd gebouwd in 1900 en in gebruik genomen in 1901. In 1905 nam de EMV (Elektriciteits Maatschappij ‘Veenkoloniën') de productie over. De EMV werd in 1962 opgeheven. Het gebouw staat er vandaag de dag nog steeds alleen de schoorsteenpijp is verdwenen.
Bouw elektrische centrale in Veendam (1905)
Een zeer vroege schakelinrichting van de Heemaf in de TCS (1912). De man geheel links lijkt verdacht veel op Hofstede Crull, Bron: HCO
Borne
Op 21 mei 1894 werd door Hofstede Crull concessie gevraagd bij het gemeentebestuur van zijn woonplaats Borne voor: 'den aanleg en de exploitatie eener Gas of elektrische verlichting'. Al op 14 juni nam de raad het principebesluit de concessie te verlenen, onder voorbehoud van nog nader vast te stellen voorwaarden.
Nieuws van den dag, 15-02-1896
Het was van meet af aan de bedoeling te komen tot een nog te stichten naamloze vennootschap, maar zolang die vennootschap er nog niet was, werd de zaak op persoonlijke titel voorbereid. Na de principiële toezegging door de gemeente werd het enige tijd stil. Hofstede Crull moest participanten zoeken in het maatschappelijk kapitaal voor het te stichten bedrijf en hij moest de technische installatie ontwerpen. Verder moest hij vergunningen vragen bij niet gemeentelijke instellingen als Rijkswaterstaat en de Hollandsche Spoorwegmaatschappij voor kruising van rijksgronden en spoorbanen. Ook moest er onderhandeld worden met de Bell telefoonmaatschappij in verband met het kruisen van telegraafleidingen.
De gemeente zat intussen ook niet stil. Zij stond voor de taak concessievoorwaarden op te stellen voor een nieuwe openbare nutsinstelling, waarvan zij de reikwijdte nog maar nauwelijks kon overzien. Bovendien had Hofstede Crull tussentijds nog aangeboden de straatverlichting om te bouwen van petroleum naar elektriciteit en moesten daarvoor eveneens regels gesteld worden. B en W konden echter niet terugvallen op veel voorbeelden.
Aan de Kinderdijk in Alblasserdam was in 1886 al de eerste openbare elektrische centrale in Nederland gesticht, geheel van Nederlands fabricaat (met 350 aansluitingen) door Willem Benjamin Smit, maar het bedrijf werkte onder vergunningsvoorwaarden en zonder concessie. Den Haag had aan Siemens en Halske concessie verleend voor elektrische geleidingen, binnen een straal van een halve kilometer rondom haar centrale. In Amsterdam had de daar opererende maatschappij 'Electra', weliswaar concessie verworven voor het gehele grondgebied van de stad, maar de concessie was geen uitsluitende. Nadrukkelijk behield Amsterdam zich het recht voor ook concessie aan anderen te verlenen of de zaak zelf ter hand te nemen. In Rotterdam was door particulier initiatief op sommige plaatsen ook al iets tot stand gebracht en er bestonden serieuze plannen voor het stichten van een gemeentelijk elektriciteitsbedrijf. Dit GEB Rotterdam is in 1895 inderdaad van start gegaan en het was daarmede het eerste gemeentelijke elektriciteitsbedrijf van Nederland." Buiten de grote steden en het bedrijf in Alblasserdam waren er in Nederland verder geen voorbeelden waaraan Borne zich kon spiegelen. De concessievoorwaarden moesten goeddeels zelfbedacht worden of naar buitenlands voorbeeld ingevuld worden. Het getuigt van durf en van vertrouwen in Hofstede Crull dat het gemeentebestuur het avontuur in 1894 aandurfde. In februari 1896 vond de oprichtingsvergadering plaats van de BEM, de 'NV Bornsche elektriciteits Maatschappij'. Het maatschappelijk kapitaal bedroeg f 30.000,-. Bij aanvang van het bedrijf was er voor HFL 11.100,- toegezegd en dat vonden de stichters kennelijk voldoende om de start te wagen." In juli 1896 bereikten de statuten de staatscourant en in september daaropvolgend ging de raad accoord met het overschrijven van de concessie op de BEM. Hofstede Crull werd toen van stichter tot directeur van het nieuwe bedrijf.
De eerste elektriciteit werd geleverd in augustus 1896. De juiste datum is moeilijk aan te geven omdat er in de beginfase veel beproevingen waren en het geheel eigenlijk wat hortend en stotend op gang kwam. In de centrale stond een nieuwe Cornwallketel opgesteld, die door Stork in Hengelo geleverd werd." Als aandrijvend werktuig voor de Lahmeyer gelijkstroomdynamo van 2 x 110 V was gekozen voor een stoomturbine van Gustav De Laval uit Zweden.
De Laval stoomturbine. bron: www.stoomturbine.nl
Het was de eerste maal dat in Nederland een stoomturbine toegepast werd ten behoeve van openbare elektriciteitsvoorziening. De 'De Laval' turbine was voor die tijd eigenlijk een wonder van techniek. Gepatenteerd in 1883, had De Laval zijn machine snel dóórontwikkeld en er bestonden in 1895 al exemplaren die 30.000 omwentelingen per minuut maakten of 500 per seconde." De constructie werd in vakkringen uitbundig geprezen en was zonder twijfel baanbrekend.
In Borne dus een tweetal noviteiten. Ten eerste de concessieverlening voor het gehele grondgebied van een gemeente en daarnaast de eerste toepassing van een stoomturbine voor openbare elektriciteitsvoorziening. Het Bornse bedrijf was nog geen commercieel succes. Het rendement van de stoomturbine viel tegen en de exploitatie verliep moeizaam. Eigenlijk kon het ook nog niet. In landen met veel waterkracht was elektrische energie al wel attractief doordat daar geen stookkosten in rekening behoefden te worden gebracht, maar Nederland kende vrijwel geen waterkracht en dus moest hier alles op thermische wijze gebeuren. Zelfs in de Nederlandse grote steden met vele aansluitingen op een klein grondoppervlak was het moeilijk, maar in een relatiefklein dorpje als Borne was het bijna onmogelijk. In 1896 was het nog een groot financieel waagstuk om met een dergelijk bedrijf van start te durven gaan. Hofstede Crull en het gemeentebestuur van Borne durfden het aan en zij zetten daarmee de toon voor vele andere gemeenten in Nederland.
Hoogspanningsaanleg bij het textielbedrijf Eilermark in Glanerbrug rond 1900. Geheel links, staande met een spanningsmeter in de handen zien we Floris Hazemeyer toen hij nog werkte voor Hofstede Crull & Willink. De meter die hij in handen heeft lijkt zeer veel op de meter zoals die te vinden is in het elektriciteitsmuseum in Hoenderloo. (zie ook foto hieronder). Floris Hazemeyer begon voor zichzelf in 1907 en richtte het wereldberoemde Hazemeyer concern op, bekend van o.a. het gesloten schakelmateriaal. In vrijwel elke meterkast in Nederland was vroeger fabricaat Hazemeyer te vinden.
i
Spanningsmeter Hofstede Crull & Willink afkomstig uit de centrale in Borne (1901). Bron: Elektriciteitsmuseum Hoenderloo
De centrale in Borne werd in 1901 nog uitgebreid met een zuigerstoommachine van de firma Sepp & Co uit Enschede en met enkele nieuwe gelijkstroommachines. Mede echter doordat Hofstede Crull rond 1900 was afgetreden als directeur en de exploitatie moeizaam verliep, besloot het bedrijf in 1904 tot inkoop van de benodigde elektriciteit bij het, eveneens door Hofstede Crull, in Hengelo gestichte elektriciteitsbedrijf'TCS', waarover later meer. De BEM heeft, als distributiebedrijf, haar concessietermijn tot 1929 volgemaakt en werd in dat jaar omgezet in een gemeentelijk elektriciteitsbedrijf. Dit GEB werd vervolgens in 1972 overgenomen door "de NV elektriciteits Maatschappij IJsselcentrale" en dat bedrijf ging in 1987 op in het productiebedrijf EPON en het distributiebedrijf EDON.
Terborg, Elst, Driebergen- Doorn, Terneuzen, Genemuiden, Zwartsluis, Hasselt, Groenlo en Lichtenvoorde
Op vergelijkbare wijze werden in de periode tussen 1897 en 1900 ook bedrijven gesticht in Terborg, Elst in de Betuwe, Driebergen / Doorn en Terneuzen. In Terborg werd voor het aandrijven van de elektrische generator gebruik gemaakt van een zuiger stoommachine die al aanwezig was in de daar gevestigde emailleer fabriek 'Vulcaansoord' en die nog wel wat hoger belast kon worden. Doordat die fabriek ongeveer twee kilometer buiten het stadje lag, moest gebruik gemaakt worden van één- of driefasen wisselstroom, onder betrekkelijk hoge spanning. De transportverliezen in elektrische geleidingen zijn namelijk ongeveer omgekeerd evenredig met het kwadraat van de spanning, waardoorhet toepassen van hogere spanningen, bij het overbruggen van een wat grotere afstand, al snel attractief wordt.
Elektrische centrale Driebergen-Doorn
Het witgeschilderde bakstenen bedrijfsgebouw van de elektrische centrale Driebergen-Doorn is in 1900 gebouwd in opdracht van de Industriële Maatschappij te Amsterdam als machinegebouw voor het 'Centraal-Station voor de Electrische Verlichting Driebergen-Doorn'. De elektriciteitscentrale maakte gebruik van een draaistroomcentrale van de firma Hofstede Crull en kon hierdoor stroom leveren over een groot gebied. De 2 dynamo's voor de centrale werden geleverd door Willem Smit. De centrale was in 1922, nadat de PUEM het bedrijf had overgenomen, overbodig geworden en het gebouw kreeg de bestemming van een melkfabriek. De 'NV Hygiënische Melkinrichting en Zuivelfabriek' heeft het pand hiervoor aangepast. Later vestigde zich hier een wasmachinefabriek. Anno nu is het monumentale pand voor woningbouw geschikt gemaakt.
Bron: 05-04-1901 Nieuws van den Dag, foto's bron: Monumenten Inventarisatie Provincie Utrecht, 1996; Driebergen-Rijsenburg, Geschiedenis en Architectuur
Centrale Driebergen 1926, bron: boek Centrale Merwedekanaal.
Oprichting Mij "Elistha" te Elst 08-02-1898. Bron: Nieuws van den dag
Ook in Terborg waren er direct al problemen. In de fabriek bij Vulcaansoord stond een transformator opgesteld, die de spanning van de één fase generator moest verhogen tot de transportspanning van 2000 Volt. In het stadje was een tweede transformator geplaatst die de spanning weer moest verlagen tot de in woningen veilig geachte waarde van 110 Volt. Op de avond van de eerste maart 1898, toen de openbare verlichting in de straten nog maar nauwelijks ontstoken was en het toegestroomde publiek nog lang niet uitgepraat was over het nieuwe wonder, was het ook al direct weer afgelopen. Naar achteraf bleek, waren de transformatoren onvoldoende gedroogd en kon het gebeuren dat één van beide geheel uitbrandde en de andere ook brandschade opliep aan de wikkelingen."
In het gedenkboek, uitgegeven ter gelegenheid van het 25 jarig jubileum van de VDEN, de Vereniging van Directeuren van elektriciteitsbedrijven in Nederland, staat over het gebeuren: Historisch is het oogenblik, waarop tijdens de feestelijke opening de beide lucht gekoelde transformatoren doorbrandden, daar niet voldoende aandacht besteed was aan het drogen dezer toestellen.
Typerend voor de ondernemingsgeest van den heer Hofstede Crull was het, dat hij zich terstond des nachts in zijn automobiel (een toen nog zeer modern en gevaarlijk vervoermiddel) naar Frankfurt aid Main begaf en den volgenden avond reeds in een sneeuwstorm terugkeerde met twee nieuwe transfomatoren, met een reisdeken toegedekt, zodat den volgenden dag de verlichting opnieuw, en nu meer definitief, in werking kon worden gesteld'." Bij het waarheidsgehalte van deze weergave kunnen wel wat vraagtekens geplaatst worden. In de eerste plaats schrijft Hofstede Crull er zelf niets over.
Motordriewielers en automobielen
Een artikel van zijn hand, in het gedenkboek ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de K.N.A.C. in 1923, handelt over zijn eerste ervaringen met de automobiel - Dyon Bouton - waarmee Hofstede Crull de tocht naar Brux maakte. Tijdens de spoorwegstaking van 1903 vervoerde hij te Hengelo de militaire commandant met deze auto. Hij beschrijft daarin wel een tocht, omstreeks 1902, van Hengelo naar Brux in Oostenrijk (nu 'Most' geheten, ten noord-westen van Praag) en somt talrijke problemen op die hij onderweg moest overwinnen. Het lijkt niet waarschijnlijk dat hij vier jaar eerder al eens een soortgelijke tocht gemaakt zou hebben, zonder die tocht te noemen in dat artikel. Ook schrijft hij dat zijn vervoermiddel in 1898 nog een motor driewieler van Dion Bouton was. Hij bezat op dat moment dus nog geen echte auto. Hofstede Crull hield echter wel van een stunt. Het lijkt waarschijnlijker dat hij de transformatoren, na telegrafische bestelling, met de trein naar Arnhem of naar een ander spoorstation heeft laten komen en alleen het laatste stukje tot Terborg met een (geleende?) automobiel heeft afgelegd.
De automobiel Dyon Bouton, waarmee Hofstede Crull de tocht naar Brux maakte. Tijdens de spoorwegstaking van 1903 vervoerde hij te Hengelo de militaire commandant met deze auto voorzien van 4 wielen.
De Dyon Bouton met rijksnummer 460 staat voor Hotel de Nederlanden in Wildervank (1905). Rijksnummer 460 is aangevraagd op 14 september 1900 door R.W.H. Hofstede-Crull uit Hengelo (O). De aanvraag werd ingediend voor een 'rijtuigje van 140 kg', waarvoor geen vergunning nodig bleek. Op 5 augustus 1901 is dit nummer toch afgegeven aan Hofstede-Crull. De 4 is op de foto weggevallen, maar de Dyon Bouton is identiek aan de foto erboven waar het paard ervoor gespannen is. Zou de man achter het stuur dan toch Rento Hofstede Crull zijn? De lengte van zijn snor wisselde nog wel eens...... Bron: Conam.info.
De exploitatie van het bedrijf in Terborg was ook moeizaam. Zowel technisch als financieel waren er voortdurend problemen, maar men zette door en het bedrijf heeft de lampen brandende weten te houden. Op 1 september 1920 werd besloten het geheel over te dragen aan de gemeente Wisch." Voor Hofstede Crull heeft ook dit bedrijf geen groot financieel gewin gebracht. De winst voor hem school veel meer in de nieuw opgedane ervaringen.
Na hetgeen over de eerder tot stand gekomen bedrijven is gezegd kan over Elst, Driebergen en Doorn, in het kort iets gezegd worden. Ook daar vele problemen, ook daar geen groot financieel succes, maar ook daar nieuwe ervaring en een nieuwe bijdrage aan de naamsbekendheid van Hofstede Crull en zijn installatiebedrijf.
Terneuzen
In Terneuzen werd door Hofstede Crull in 1897 een voorlopige concessie aangevraagd voor de duur van 1 jaar "tot het verspreiden van elektrisch licht en elektrische beweegkracht". Op 18 augustus 1898 werd deze concessie aanvraag besproken in de gemeenteraad en bijna 1 jaar later op 26-05-1899 goedgekeurd voor een periode van 40 jaar. In 1900 werd de elektrische centrale opgeleverd aan de 2e Kortestraat in Terneuzen.
Op deze foto zien we de 2e Kortestraat in Terneuzen. Deze straat is van ± 1900. Op de foto de 2e Kortestraat gezien vanaf de Korte Dijkstraat. De 2e Kortestraat is dus een zijstraat van de Korte Dijkstraat. Op het eind in deze straat werd in 1900 een elektrische centrale gebouwd.
24-3-1898, Zierikzeesche Nieuwsbode.
Op 15 februari 1901 beschikte Terneuzen als 1e plaats in Zeeland over elektrische verlichting. De elektrische centrale was eigendom van de Industriële Mij. uit Amsterdam die het exploiteerde tot 1 april 1930 toen de centrale werd overgedragen aan het P.Z.E.M. Op dat moment werd gelijkstroom vervangen door wisselstroom. Het aantal aansluitingen in Terneuzen groeide in die periode van 350 tot ruim 1500.
Tussen 1921 en 1923 werd de elektrische centrale “Westdorpe” gebouwd aan de westzijde van het Kanaal van Gent naar Terneuzen tussen Sluiskil/Stroodorpe en Driekwart. Deze centrale werd in 1957 buiten gebruik gesteld. Naast het terrein van de voormalige centrale heeft Delta nog steeds een schakelstation in gebruik. De gebouwen van de elektrische centrale aan de 2e Kortestraat werden later in gebruik genomen door de firma A.L. de Vin.
Bron: neuzeninterneuzen.nl
De eerste elektrische straatverlichting in Zeeland aan de vestingbrug in Terneuzen (1900).
Links: Vlissingsche Courant 06-12-1897, rechts: 27-01-1899
Elektrische straatverlichting aan de Grenulaan in Terneuzen rond 1900.
De concessie voor de centrale in Terneuzen kon in 1899 in eerste instantie niet door Hofstede Crull verlengt worden vanwege geldgebrek. De Industriele Maatschappij te Amsterdam zorgde voor het benodigde kapitaal, 20-05-1899, Middelburgsche Courant.
Artikel over de historie van de elektrische verlichting in Terneuzen (1965, de Vrije Zeeuw).
Genemuiden, Zwartsluis en Hasselt
Nog een concessie voor elektrische verlichting door Hofstede Crull, ditmaal in Genemuiden, Zwartsluis en Hasselt. (1897, bron nieuws van den dag).
Concessie voor elektrische verlichting in Groenloo en Lichtenvoorde, Bron: Het nieuws van den dag, 13-03-1897
De lijst van elektriciteitscentrales waar Hofstede Crull aan de basis van de oprichting heeft gestaan is groot ik vind steeds meer steden waar hij bij de elektrificatie betrokken is geweest.
De firma 'Hofstede Crull en Willink'
Op 1 juni 1897 werd ten overstaan van notaris Henry van Opstal te Oldenzaal, de vennootschap onder de firma 'Hofstede Crull en Willink' opgericht. Willem Willink, uit Winterswijk, was werktuigkundig ingenieur en vooral bekend met het spoorbedrijf. Doordat Willink in familierelatie stond tot een viertal grote Twentse en Achterhoekse textielondernemers werd de klandizie vanuit die hoek veel vanzelfsprekender en ook kwam een groot aantal potentiële kapitaalverstrekkers voor nog te stichten elektriciteitsbedrijven onder bereik. Willink was veel minder ondernemend dan Hofstede Crull. Hij rekende het zich vooral tot taak Hofstede Crull te behoeden voor al te stoutmoedige financiële waagstukken en hij bracht wat stabiliteit in de firma. Vanuit zijn ooghoeken hield hij zicht op de onderneming en hij had er vrede mee dat Hofstede Crull steeds meer werd tot de feitelijke leider van het bedrijf en hijzelf zich beperkte tot hoofdlijnen. Waarschijnlijk is het aan die opstelling te danken dat deze twee totaal verschillende naturen het tot 1919 met elkaar uitgehouden hebben.
Door de toenemende bekendheid van Hofstede Crull en door de participatie van Willink begon de groei van het bedrijf te versnellen en de Bornse vestiging werd te klein. In 1900 verhuisde het bedrijf naar Hengelo en het vond onderdak in een gehuurd pand aan de Thiemsbrug.
De manier waarop Hofstede Crull zijn bedrijven opbouwde was niet al te bescheiden. In het Hengelo's Educatief Industrie Museum, het HEIM, werd zijn grootboek bewaard dat liep van I november 1896 tot 31 mei 1899. Het boek is overigens niet meer bij het Heim te vinden, waar het nu is opgeborgen is onduidelijk. In dat boek wordt een 41-tal Duitse leveranciers aangetroffen met een eigen lopende rekening. Daarbij, naast de groten als AEG en Siemens, ook vele kleine en gespecialiseerde bedrijven. Onder 'diverse crediteuren' nog 48 Duitse bedrijven, waar wat minder frequent zaken mee gedaan werden. Ook vier Engelse bedrijven, één Amerikaans en een lange reeks Nederlandse bedrijven. Zij alle tezamen maken het boek tot een indrukwekkend monument van ondernemersgeest, nu 100 jaar geleden. Het bovenstaande verbaast nog meer als men bedenkt dat er volgens het gemeenteverslag van Borne over 1896 op dat moment bij Hofstede Crull slechts vijf mannelijke arbeidskrachten in dienst waren, plus twee jongens in de leeftijd van 12 tot 16 jaar. Totaal dus zeven personeelsleden.
Ongetwijfeld moet dat aangevuld worden met tekenaars, met de (parttime ?) boekhouder en wellicht anderen, maar toch een bescheiden gezelschap in vergelijking met het grote aantal handelsrelaties. Tussen 1900 en 1907 groeide de firma snel en in dat laatste jaar werd, schuin tegenover de gehuurde werkplaats, op het terrein van de eerder genoemde 'hof te Hengelo' een nieuwe fabriek voor eigen elektrotechnische producten en een nieuwe montagewerkplaats gebouwd. Ook kwam er een nieuw magazijn, een kantoorgebouwen een goed ingerichte tekenkamer" Door de aanhoudende groei waren er ook voortdurend nieuwe financieringsproblemen waardoor die groei toch wat geremd werd. In februari 1908 werd daarom de firma omgezet in een naamloze vennootschap, de 'Hengelosche Elektrische En Mechanische Apparaten Fabriek' HEEMAF. Vanaf dat moment geen grote financiële problemen meer, maar nu wel commissarissen die de gang van zaken kritisch volgden en lastige vragen konden stellen.
Oprichting N.V. Hengelosche Electrische En Mechanische Apparaten Fabriek (Heemaf)
- Koninklijke goedkeuring 25 februari 1908
- Akte van oprichting 16 april 1908
- Staatscourant 8 mei 1908
- Directie: Hofstede Crull en Willink
- Commissarissen: G.J.O.D. Dikkers - G.J. Jannink - A. Kroese - B.W. ter Kuile - J.B. Roelvink
8-5-1908, Bron: Nederlandse Staatscourant
11-05-1908, Bron: Tubantia
8-5-1908, bron: Tubantia
Kijkje in de fabriek van de Heemaf (1920-1925)
19-04-1913 Algemeen Handelsblad.
De Ingenieur, 1-1-1913
Het 'Twentsch Centraal-Station voor elektrische Stroomlevering' TCS
In 1899 nam de directeur van de staatsspoorwegmaatschappij, Dufour, contact op met Hofstede Crull om te praten over elektriciteitslevering aan het nieuwe spoorstation in Hengelo. De vraag van Dufour was of Hofstede Crull de nodige elektriciteit vanuit Borne zou kunnen leveren." Hofstede Crull wilde wel, maar de Bornse commissarissen en aandeelhouders, die te doen hadden met een slecht renderend bedrijf, weigerden. Zij waren niet van zins nieuwe financiële risico's te nemen voor de, soms roekeloos geachte, ondernemingen van Hofstede Crull. Deze laatste begon direct daarop in Hengelo potentiële kapitaalverstrekkers warm te maken voor een eigen elektriciteitsbedrijf. Met veel moeite slaagde hij erin om een startkapitaal voor de Hengelose onderneming bij elkaar te schrapen. De gebroeders Stork, enkele textielfabrikanten, de bevriende Rotterdamse bankier Marten Mees, het kassiersbedrijf Bergsma en Dikkers en enkele anderen stelden zich garant voor een zeker bedrag en de firmanten Hofstede Crull en Willink voegden daar het hunne aan toe." In totaal stelden de deelnemers zich garant voor f 56.000,- en dat achtte men voldoende om de start te wagen.
Bron: Techniekmuseum " Het Heim"
1913 - Twentsch Centraal Station: Prachtige foto van de eerste machines uit het prille begin (1913) met een Stork Stoom Turbine en een Siemens Generator, geheel links staat dhr. G. Wilderink. Bron: Techniekmuseum Oyfo / HHG
1913 - Twentsch Centraal Station: Prachtige foto van de eerste machines uit het prille begin (1913) met een Stork Stoom Turbine en een Siemens Generator. Bron: Techniekmuseum Oyfo / HHG
Spoorwegstation Hengelo rond 1904. Bron: Geheugenvannederland.nl. Bovenin zien we grote elektrische booglampen hangen. De elektriciteit kreeg men van het Twentsch Centraal Station voor Elektrische Stroomlevering (TCS).
De oprichtingsvergadering van wat zou gaan heten, het 'Twentsch Centraal Station voor elektrische Stroomlevering', het TCS, vond plaats op 15 januari 1901. Op 31 januari werd de koninklijke bewilliging verkregen en op 7 maart 1901 passeerde ten overstaan van notaris Verbeek de akte van oprichting. Voor Hofstede Crull waren dat Waarschijnlijk alleen maar lastige bijkomstigheden.
Een vroege foto van het Twentsch Centraal voor Electrische Stroomlevering (TCS). Deze werd in 1951 overgenomen door de IJC. Vanaf 1960 heette dit de NV Electriciteitsmaatschappij IJsselcentrale en vanaf 1988 NV Energiebedrijf IJsselmij.
Merkwaardig is namelijk dat het bedrijf sedert 26 oktober 1900 al elektriciteit leverde. Doordat met het staats spoor een contract gesloten was met als datum voor eerste levering, I november 1900, was er haast en dus moest het bedrijf maar starten op naam van Hofstede Crull en Willink. De organisatie blonk voor buitenstaanders niet uit door duidelijkheid. Het was vaak moeilijk de activiteiten van de firma Hofstede Crull en Willink los te zien van die van het TCS.
De elektrische centrale in Borne 1900
Allereerst lagen de bedrijven pal tegen elkaar aan en was de directie van het TCS toevertrouwd aan de firma Hofstede Crull en Willink, dus feitelijk aan de firmanten. Verder werd de administratie van het TCS verzorgd door de firma en ook werden de installaties ontworpen en uitgevoerd door de firma Hofstede Crull en Willink. De firma ontving voor die werkzaamheden een 'bouwsalaris' van het TCS. Soms leidde de werkwijze weleens tot kritische kanttekeningen in de aandeelhoudersvergaderingen van het TCS, maar echte problemen zijn er nooit uit ontstaan. Het was merkwaardig, maar het werkte. De centrale werd gebouwd in de tuin van Hofstede Crull's woonhuis en volgens overlevering moesten, zeer tegen de zin van mevrouw Hofstede Crull, haar juist aangelegde aspergebedden wijken voor de centrale. Men ging van start met een tweedehands ketel en een ook al gebruikte zuigerstoommachine. Waarschijnlijk heeft men dat gedaan om de lange levertijd voor nieuwe installatiedelen te ontlopen en niet uit financiële overwegingen. Een nieuwe ketel en een nieuwe zuigerstoommachine waren namelijk al wel in bestelling, maar zij zouden pas in de zomer van 1901 geleverd kunnen worden en dat was te laat.
Ook het TCS heeft een uiterst moeilijke aanloopfase gekend, maar de condities in Hengelo waren gunstiger dan in voorgaande plaatsen en het bedrijf werd later een groot succes. Al in 1898 had Hofstede Crull getracht het gemeentebestuur van Stad Delden te bewegen tot participatie in het Bornse bedrijf, maar dat gelukte hem toen nog niet. Direct na de start van het TCS deed hij een nieuwe poging en ditmaal met meer succes. In 1902 besloot de raad van Stad Delden tot deelneming in het TCS met 115.000,- en voor dat bedrag kon de hoogspanningslijn naar Delden aangelegd worden."
Weer een tweetal noviteiten. Voor de eerste maal was er in Nederland sprake van intergemeentelijke elektriciteitsvoorziening en voor de eerste maal werd een draaistroom-hoogspanningslijn gebouwd. Draaistroom is de populaire aanduiding voor wat beter 'drie fase wisselstroom', genoemd zou kunnen worden. Het is het systeem waaronder momenteel vrijwel elke elektriciteitslevering in de wereld plaatsvindt en waarvan niet spoedig meer afgestapt zal worden.
De levensvatbaarheid van het systeem werd voor het eerst duidelijk aangetoond op de eerder genoemde tentoonstelling in Frankfürt en Hofstede Crull blijkt daar zijn ogen goed open gehad te hebben. Voor de voeding van Delden dus een zes kilometer lange draaistroom-hoogspanningslijn, onder een spanning van 4 kV (kilo Volt). De eerste kilometer vanaf de centrale werd ondergronds gelegd, waardoor de bebouwde kom van Hengelo gespaard bleef voor een bovengrondse hoogspanningslijn en het geheel aan betrouwbaarheid won. In september 1904 werd, zoals eerder opgemerkt, ook Borne aangesloten aan het net van het TCS. Ditmaal een ondergrondse kabel voor het gehele tracé en de nodige ombouw bij Bornse verbruikers. In Borne werd namelijk nog gelijkstroom geleverd en vanuit Hengelo kwam drie fase wisselstroom binnen. Voor gloeilampen of verwarmingselementen maakte dat niet veel uit, maar de elektromotoren bij sommige klanten moesten omgewisseld worden.
In 1914 bezocht het KIVI de Heemaf. Hofstede Crull vinden we op de tweede rij, uiterst links met snor.
Verbetering telefoonnetwerk in Enschede
In 1902 kreeg Hofstede Crull de opdracht om de telefooncentrale in Enschede technisch te verbeteren. Zo vond ik ook nog de curieuze advertentie waar aanbiedingen op telefoonpalen werden gevraagd, toch heel wat anders dan het aanleggen van elektriciteitscentrales, maar ook dit klusje werd door hem vakkundig geklaard en hier is dan zeker ook het idee ontstaan om later ook nog iets met telefonie te gaan doen.
01-03-1902 De Graafschapbode.
01-01-1902, de Graafschapbode.
Het bedrijf in Hengelo groeide intussen snel. Het groeide zelfs zó snel, dat de aangeschafte machines telkens vér voor het einde van de gekozen afschrijvingstermijn al weer te klein waren. Regelmatig moesten relatief nieuwe machines vervangen worden door grotere exemplaren, terwijl de afschrijvingen nog liepen. Vaak was het nog wel mogelijk de machines tegen boekwaarde van de hand te doen, maar voordelig pakte dat nooit uit." Ondanks de aanvankelijk welhaast onoverkomelijke financieringsproblemen, is het bedrijf toch voorspoedig gegroeid. In 1909 werd concessie verworven in de gemeente Lonneker, waardoor het leveringsgebied werd uitgebreid tot aan de Duitse grens. Vervolgens besloot de gemeente Enschede in 1910, haar eigen opwekking te beëindigen en engross in te gaan kopen bij het Hengelose bedrijf. Via de voedingsleidingen naar Lonneker werd het in 1910 ook mogelijk een deel van het Duitse Gronau te voeden, waardoor het geheel een internationaal tintje kreeg. In 1913 werd de levering aan 'De Berkelstreek' gestart en in 1915 die aan Goor. Doordat de rijksoverheid vanaf ongeveer 1911 de elektriciteitslevering door particuliere bedrijven steeds meer aan banden ging leggen, nam het groeitempo van het TCS na die tijd wat af Weliswaar werd het leveringsgebied van het TCS in 1918 nog uitgebreid et Losser en Oldenzaal, maar er kwamen steeds meer beperkende bepalingen.
Gebouw van het elektriciteitsbedrijf "De Berkelstreek", bron: De Graafschap-bode 1938
Personeel en Raad van Commissarissen van elektriciteitsbedrijf "De Berkelstreek", bron: de Graafschap-bode 1938 (25 jaar Mij Berkelstreek)
In 1917 werd de rijksconcessie voor geheel Overijssel en het zuiden van Drenthe in handen gegeven van de in 1911 gestichte 'N.V. elektriciteitsfabriek IJsselcentrale' te Zwolle, waardoor de rechtspositie van het TCS sterk verzwakte. Naarmate het kabelnet van de IJsselcentrale dat van het TCS naderde, ontstonden er dan ook steeds meer problemen. De IJsselcentrale claimde haar recht op levering in het TCS-gebied, dat immers deel uitmaakte van de provincie en het TCS maakte aanspraak op het gebied, krachtens gemeentelijke concessies en stroomleveringsovereenkomsten met gemeenten. Doordat het TCS goedkoper kon leveren dan de IJsselcentrale waren de diverse gemeenten in Twente ook niet erg gebrand op veranderingen en de onenigheden sleepten zich lang voort.
Het TCS heeft zich ontwikkeld tot verreweg het grootste particuliere elektriciteitsbedrijf dat Nederland gekend heeft. Het werd, na een roerig bestaan van 50 jaren, in 1950 overgenomen door de IJsselcentrale en het ging per 1 januari 1951 in liquidatie. Zoals nog te zien, heeft Hofstede Crull het bedrijf in 1920 verlaten. Hij liet het achter in een staat van ongekende groei en klaar om de toekomstige ontwikkelingen het hoofd te kunnen bieden.
De Gemeentelijke Elektrische Bedrijven te Enschede
Ook binnen het gemeentebestuur van Enschede werd sedert 1896 vlijtig gestudeerd op mogelijkheden tot stichten van een eigen elektriciteitsbedrijf. Er werden adviezen ingewonnen en aan een zestal installatiebedrijven werd gevraagd een ontwerp in te dienen." Het was de bedoeling om zowel de bouw, als de exploitatie van de centrale en van het net in handen te leggen van hetzelfde installatiebedrijf. Op 17 augustus 1899 nam de raad het besluit een gelijkstroomcentrale te stichten in een oud schoolgebouw in de binnenstad. Aan het ontwerp van de firma Hofstede Crull en Willink werd de voorkeur gegeven en zij kreeg de opdracht. De opdracht hield in, het bedrijfsvaardig opleveren van de centrale en het net, alsmede de exploitatie van de Gemeentelijke elektrische Bedrijven voor de eerstvolgende vijf jaren. Onder de GEB viel ook het gemeentelijke telefoonbedrijf van Enschede, maar dat was voor de aannemer geen bezwaar omdat dat werk toch ook al behoorde tot haar normale activiteiten. Onder voogdij van de firma Hofstede Crull en Willink is de centrale enkele malen fors uitgebreid en nam ook het net snel in omvang toe.
Toen in 1909 het Hengelose TCS concessie verwierf in het geheel rondom Enschede gelegen Lonneker en het TCS-net zich als het ware rondom Enschede sloot, stond Enschede voor een dilemma. Haar eigen centrale was juist weer aan een forse uitbreiding toe en men kon kiezen tussen zelfstandig blijven en zelf uitbreiden of in te gaan op de aanbieding vanuit Hengelo voor engross levering. Gekozen werd voor de laatste optie. De overeenkomst met de firma Hofstede Crull en Willink betreffende de exploitatie, die al eens verlengd was, werd nu opgezegd en de gemeentebedrijven kregen een eigen directeur."
Vanuit Hengelo werd op kosten van Enschede een kabel gelegd en een tweede verbinding kwam tot stand via het net in Lonneker. Het betekende weer een noviteit. De kabel naar Enschede kwam in april 1910 onder spanning en het was daarmee de eerste 10 kV-kabelverbinding voor openbare elektriciteitsvoorziening in Nederland. Bij deze laatste ontwikkelingen mag gerust gesproken worden van een Twents onderonsje. In de Twentse steden waren vele fabrikanten tevens raadslid of zelfs wethouder. De fabrikanten bezaten elkaars aandelen en commissariaten waren meermalen gekruist. De firma Hofstede Crull en Willink was omgezet in de NV HEEMAF, met vele textiel- en machinefabrikanten onder de aandeelhouders of als commissaris. Hetzelfde beeld bij het TCS. Hier werd in 1909 de directie niet meer gevoerd door de firma Hofstede Crull en Willink, maar door de heren Hofstede Crull en Den Tex. De heer Den Tex kwam van buiten Twente, maar hij was in de financiële nood van het TCS grootaandeelhouder geworden en kreeg als dank de directeurspost aangeboden.
Film Enschede 1920
Soms ontstonden grappige situaties. In het jaarverslag van het TCS over 1909 lezen we: 'Bij het plaatsen van de aandelen voor de concessie Lonneker, werden wij krachtig terzijde gestaan door de firma Hofstede Crull en Willink, waarvoor hen dank toekomt'. Was getekend: R.W.H.Hofstede Crull en H.P.G. den Tex. De GEB Enschede zijn als distributiebedrijven zeer lang zelfstandig gebleven. Het elektriciteitsbedrijf werd in de jaren tachtig omgezet in 'IJsselmij Enschede' en dat bedrijf maakt thans deel uit van het EDON-concern.
KIVI
Rento Hofstede Crull zat in allerlei organisaties en commissies. Zo ook in het KIVI (Koninklijk Instituut van Ingenieurs). In 1903 bezocht hij met het KIVI de fabriek van Willem Benjamin Smit in Slikkerveer. Hij is op onderstaande prachtige foto te zien naast Willem Benjamin Smit, de andere grondlegger van de elektrotechniek.
Nummer 48 = Rento Hofstede Crull, nummer 40= Willem Benjamin Smit Bron: Archief Brush HMA Ridderkerk
Oprichting Nederlandsche Vereniging van Electrotechnische Werkgevers, ( N.V.E.W) bron: Amersfoordsch dagblad, 9-4-1907
5-8-1927, benoeming commissielid aanleg Twenthe-Rijnkanaal, bron: Graafschapbode.
Comité voor de vaste brug in Doesburg, Bron: Graafschapbode 18-2-1931, rechts Hofstede Crull.
De 'Interprovinciale Kabelmaatschappij'
Omstreeks 1907 begon Hofstede Crull plannen te smeden voor een interprovinciale kabelmaatschappij." Vanuit de TCS-centrale in Hengelo moest een hoogspanningsverbinding komen naar de in aanbouw zijnde gemeentelijke centrale in Nijmegen. Ergens in de driehoek tussen Zwolle, Apeldoorn en Deventer was een derde centrale gedacht met koppelverbindingen naar beide anderen. In samenwerking met de geïnteresseerde mr. J.E. Kakebeeke uit Deventer, werden 53 gemeenten tussen Nijmegen Kampen, Gramsbergen en de Duitse grens aangeschreven voor deelname in de maatschappij. Tussen 1908 en 1910 is er veel correspondentie gevoerd over de onderneming en ook zijn er enkele voordrachten gehouden voor geïnteresseerde gemeentebestuurders, maar het project is grotendeels mislukt.
Interprovinciaal Kabelnet, zutphense Courant 1909
Het waren vooral de steden Zwolle, Deventer en Zutphen die huiverig bleken voor het particuliere initiatief en die liever iets tot stand wensten te brengen in de overheidssfeer. Met het stichten van de IJsselcentrale in 1911 door die drie steden was het hart uit het project verdwenen en daarmede de Rentabiliteit. Als enig tastbaar resultaat van de groots opgezette onderneming restte in 1913 de elektriciteitsmaatschappij 'De Berkelstreek'. Dat was een intergemeentelijk samenwerkingsverband, waarin aanvankelijk de gemeenten, Borculo, Eibergen en Neede participeerden en later ook Diepenheim en Ruurlo. Bij het tot stand komen van De Berkelstreek, was naast Hofstede Crull ook de burgemeester van Borculo, Bloemers, erg actief. De Berkelstreek betrok de benodigde elektriciteit van het TCS in Hengelo en het heeft bestaan tot 1987, het jaar waarin het opging in de Provinciale Gelderse Elektriciteitsmaatschappij PGEM.
Bron: Graafschapbode 13-12-1919
Interprovinciaal kabelnet, zutphense Courant 1910
Transformatoren voor elektrische centrale Gouda (1909)
In 1908 werd de Heemaf opgericht en één van de eerste klussen was het leveren van transformatorenstations en toebehoren voor bouw van de Gemeentelijke Lichtfabrieken te Gouda. Dit werd uitgevoerd in samenwerking met Smit Slikkerveer en enkele Duitse bedrijven en was een project van formaat.
Nieuwe Leidsche Courant 23-11-1909
In 1910 werd op het terrein van de gemeentelijke gasfabriek een elektriciteitscentrale gebouwd. De oude gebouwen van het Proveniershuis moesten wijken voor een functionalistische nieuwbouw en vanaf dat moment werd het gas-en-elektriciteitsbedrijf aangeduid als de ‘Goudsche Lichtfabrieken’. De nieuwe ‘draaistroomcentrale’, zoals wisselstroom destijds heette, werd aangedreven door stoomturbines. In de stad werden verschillende transformatorstations gebouwd door Heemaf en Smit Slikkerveer voor de omzetting van de hoogspanning naar de 110 volt die op dat moment de norm was. Zelfs onder het balkon van het stadhuis werd een ruimte afgescheiden als transformatorstation. Bij oplevering van het gebouw was er in de machine-hal plaats voor 2 turbines en 2 transformatoren.
Bron: dnbl.org
Bouw van de Goudsche Lichtfabriek (1908/1909). Ik kreeg deze prachtige foto opgestuurd van Lennart van Gastel, de eigenaar van het mooie restaurant in de Goudsche Lichtfabriek.
Bron: Archief Brush HMA Riddekerk
Transport van een transformator van Willem Smit & Co's Transformatorenfabriek t.b.v. GEB Gouda (1914) Bron: Smit Nijmegen Historisch Genootschap
Zuid-Limburg
Al in 1906, maakte Hofstede Crull plannen voor elektrificatie van Zuid Limburg. Hij correspondeerde over het onderwerp met D.W. Stork in Hengelo en hij onderhandelde met Limburgse instanties." De staatsmijnen in Limburg waren enkele jaren daarvoor in het leven geroepen en er was veel kolenafval beschikbaar, dat in centrale-ketels wel verstookt zou kunnen worden. Hij wilde een particuliere centrale stichten, gestookt met afvalkolen en een elektriciteitsnet over geheel Zuid Limburg aanleggen. Later bleek het echter voordeliger om de elektriciteit in te kopen bij de staatsmijnen en alleen de distributie ter hand te nemen." Bij de staatsmijn Wilhelmina (tussen Heerlen en Kerkrade) was men in 1904 begonnen met elektriciteitsopwekking voor het eigen bedrijf. De mijn centrale moest in 1906 al worden uitgebreid en in 1908 volgde de koppeling met de mijnen Emma en Laura. Doordat het mijnbedrijf snel expandeerde, moest ook de elektriciteitsproductie telkens uitgebreid worden. Voor de staatsmijnen betekende het eventueel leveren van elektriciteit aan een instelling voor openbare elektriciteitsvoorziening geen grote extra inspanning. Men zou eigenlijk alleen de nieuwe machines groter moeten kiezen. Of de eigen centrale groot of klein zou zijn, maakte voor het aantal benodigde personeelsleden ook niet geweldig veel uit. Hofstede Crull startte, na overleg met Stork, de onderhandelingen met het mijnbedrijf en men werd het eens over de aan de staatsmijnen te betalen kWh-prijs.
Uiteraard deed Hofstede Crull het niet in zijn eentje. De eerder genoemde machinefabrikant D.W. Stork en de directeur van de Twentse Bank. Roelvink. waren van meet af aan in het project betrokken en Hofstede Crull overlegde regelmatig met hen. Later kwamen er ook anderen bij en men trok de directeur van het Haagse elektriciteitsbedrijf, de heer Singels, aan als adviseur. Bovendien correspondeerde Hofstede Crull in 1908 over het onderwerp met.professor C. Feldmann in Delft. Hofstede Crull was echter de initiator van het geheel. Hij zocht ook de deelnemers in het benodigde maatschappelijk kapitaal van 130.000,- bij elkaar."
Op 3 september 1909 werd de 'Maatschappij tot Verkoop van den elektrischen Stroom der Staatsmijnen in Limburg', kortweg de 'Stroom Verkoop Maatschappij' SVM, tot stand gebracht en dadelijk werd begonnen met de kabellegging van de mijn Wilhelmina naar Maastricht. In juni 1910 kwam de kabel onder spanning en op I juli 1910 kon de elektriciteitslevering aan Maastricht beginnen. Ook de SVM groeide snel en binnen enkele jaren was een fors deel van Zuid Limburg aangesloten. In 1917 werden bijna alle aandelen van de SVM overgenomen door de provincie en in 1932 werd de SVM omgezet in een provinciaal bedrijf, de PLEM. De SVM kon goedkoop geëxploiteerd worden doordat in de beginjaren de activiteiten van de HEEMAF en die van de SVM gekoppeld bleven.
In 1908 was de diplom ingenieur J.C. Bellaar Spruyt in dienst getreden bij de HEEMAF en hij werd dadelijk naar Limburg gezonden voor het stichten van een HEEMAF-vestiging in Maastricht. Bellaar Spruyt was een uiterst bekwaam elektrotechnisch ingenieur, die het in Limburg voortreffelijk deed. Naast zijn leiderschap van de HEEMAF-vestiging, kwam in 1909 ook zijn benoeming tot directeur van de SVM. De SVM kon zodoende gebruik maken van het HEEMAF-kantoor, de HEEMAF-monteurs konden storingsdiensten verlenen aan de SVM en de boekhouding kon door HEEMAF verzorgd worden. Uiteraard kreeg HEEMAF daar een contractuele vergoeding voor, maar per saldo was het voor beide bedrijven voordelig. Bellaar Spruyt voelde zich in zijn dubbelrol toch niet altijd even gelukkig. Enerzijds was hij regionaal vertegenwoordiger van HEEMAF en moest hij zo veel mogelijk HEEMAF-producten plaatsen in Limburg; dus ook bij de SVM en anderzijds was hij directeur van die SVM. In 1913 verzocht hij Hofstede Crull hem te ontlasten van zijn HEEMAF-taken en vanaf dat moment was hij voor 100% beschikbaar voor de SVM.
Foto's J.C. Bellaar Spruyt links: foto KIVI 1903, bron: HCO Zwolle, foto rechts foto uit het gedenkboek uit 1934 hieronder.
Voor meer informatie over de elektrificatie in Limburg klik op onderstaande foto van het gedenkboek van de PLEM 1909-1934. (PDF, 180 pagina's).
Bron: Delpher.nl
De Hollandsche elektriciteits Maatschappij
Sinds 1899 bestond in Hilversum, de Hollandsche elektriciteits Maatschappij HEM, met centrales in Hilversum en in Naarden." In 1911 moest het productievermogen uitgebreid worden en ook was er kapitaal nodig voor aansluiting van omringende plaatsen, maar de financiering gaf problemen. Hofstede Crull kende de situatie en hij stelde de HEEMAF-commissarissen in de vergadering van 10 maart 1911 voor het gehele aandelenpakket van de HEM over te nemen. Zij gingen akkoord en na enig onderhandelen nam HEEMAF het pakket van 115.000,- over voor 181.000,-.
Tekening machinekamer Hilversum elektriciteitcentrale 1899, bron: Archief Beeldbank Amsterdam
Aanstonds werd begonnen met de uitbreiding van de centrale in Naarden. Ook de ombouw van gelijkstroom, naar draaistroom werd ter hand genomen alsmede de elektrificatie van omringende plaatsen.
Opening elektrische centrale Naarden (1899). Bron: Stadsarchief Naarden.
Draaistroomcentrale Naarden 1911, bron: De Prins. Links een schakelbord van Smit. Op de voorgrond een dynamo van Siemens, daarachter een dynamo van Smit of Emf Dordt.
Tot directeur van het Gooise bedrijf werd J.c. de Koek van Leeuwen benoemd en commissaris werden: J.B. Roelvink, B.W. ter Kuile, J.G. Bellaar Spruyt, R.W.H. Hofstede Crull en W. Willink. Ook hier een Twents onderonsje: de heren Roelvink, ter Kuile en Willink waren zwagers van elkaar. In 1916 nam de provincie voor HFL 500.000,- alle aandelen van de HEM over en werd het bedrijf opgenomen in het Provinciaal elektriciteitsbedrijf Noord Holland, het PEN. De HEM ging per I januari 1917 in liquidatie.
1-4-1917, bron: Algemeen Dagblad
HEM centrale rond 1905. Bron: Goois museum
De VDEN
In 1913 werd de VDEN, de 'Vereeniging van Directeuren van elektriciteitsbedrijven in Nederland', opgericht. Hofstede Crull behoorde tot de oprichters en hij werd in het voorlopig bestuur tot penningmeester benoemd." De heer Singels van het Haagse elektriciteitsbedrijf werd voorzitter. Toen Singels in 1914 plotseling overleed werd Hofstede Crull gevraagd voorzitter te worden. Hij weigerde en trad zelfs uit de vereniging omdat hij zich, naar hij zei, 'toch meer fabrikant dan directeur van een elektriciteitsbedrijf voelde'." In zijn plaats werd toen Bellaar Spruyt benoemd en die is het tot zijn dood in 1929 gebleven. Door de VDEN werden in de loop der jaren vele commissies in het leven geroepen voor het bestuderen van gezamenlijke problemen. In 1918 werd ir. J.c. van Staveren, die in 1912 bij HEEMAF-Maastricht in dienst was getreden, vrijgemaakt om zich geheel te kunnen gaan wijden aan de 'commissie voor de hoogspanningslijnen'. Uit die commissie groeide een centraal bureau van de vereniging, met als zetel Maastricht en uit het centraal bureau ontstond vervolgens in 1927 de N.V. tot Keuring van elektrotechnische Materialen, de KEMA. Het Centraal Bureau van de VDEN en de KEMAverhuisden in 1927 naar Arnhem. Hofstede Crull trad in 1917, na herhaald verzoek, weer tot de VDEN toe en het was deze vereniging die in het latere conflict met HEEMAF een ere raad samenstelde.
Bron: De Ingenieur
In 1926 ging een delegatie van het VDEN naar Zweden om een grote fabriek te bezichtigen. Hofstede Crull was daarbij. Zie deze (onduidelijke foto) met Hofstede Crull tweede van rechts staande met wandelstok. Bron: Elektriciteitsvoorziening in Nederland (VDEN 1926).
De eerste wereldoorlog
Reeds in 1912 begon Hofstede Crull zijn collega Willink te bewerken om te komen tot het fabriceren van eigen elektromotoren. Willink vond de financiële risico's echter te groot en weigerde. Na herhaalde pogingen en nadat sinds het uitbreken van de oorlog in 1914 de leveringen vanuit Duitsland opdroogden,ging Willink onder voorwaarden akkoord. De belangrijkste voorwaarde was dat zijn neef, de elektrotechnisch ingenieur Frits Willink, het recht van opvolging van zijn oom zou krijgen. Hofstede Crull en de HEEMAF commissarissen gingen akkoord en in de notulen van de commissarissenvergadering van 21 juli 1915 werd de overeenkomst opgenomen." Ogenblikkelijk ging Hofstede Crull een samenwerking aan met het Duitse bedrijf 'Sachsenwerk', waardoor HEEMAF het fabriceren van motoren en generatoren snel onder de knie kreeg. Tot leider van de motorenfabriek werd ir. Wiersum benoemd.
Een zeer oude (unieke) tekening van een transportabele benzinemotordynamo met schakelbord zoals Hofstede Crull deze in het prille begin maakte. Dit was nog voordat Hofstede Crull & Willink werd opgericht en de datering is dus (1894-1897). We zien op de tekening een slinger om de motor handmatig te starten.
Hieronder een modernere variant gemaakt rond de Eerste Wereldoorlog. Bron: "Oplichtende Vonken"door Gerrit Hendrik Boers.
Voor en tijdens WO I produceerde de Heemaf ook dit soort generatorwagens voor het Nederlandse leger.
Sinds 1914 was ook de elektrotechnisch ingenieur H.I. Keus bij HEEMAF in dienst. Keus had in Delft gestudeerd bij professor G.J. van Swaay en hij had enige tijd bij hem als assistent gewerkt. Samen met Van Swaay bezat Keus enkele patenten waarvoor HEEMAF het recht van fabricage verwierf. Keus kreeg bij HEEMAF veel ruimte om zijn vleugels uit te slaan en hij bouwde tussen 1914 en 1918 een apparatenfabriek op die er zijn mocht. Doordat de gehele Nederlandse industrie na 1914 in toenemende mate moeite kreeg met het verwerven van materialen, begonnen steeds meer activiteiten te stagneren. Nederland betrok altijd veel vanuit Duitsland, maar in verband met onze neutraliteitspolitiek, viel die goederenstroom weg.
In mei 1915 trok Hofstede Crull, in opdracht van een groot aantal Nederlandse bedrijven, naar de Verenigde Staten om te trachten daar de nodige materialen los te krijgen. Toen hij enkele maanden later terugkeerde had hij vele contracten afgesloten en konden vele ondernemers zich gelukkig prijzen dat hij de reis ondernomen had. Na verloop van tijd kwamen de bestelde materialen langzamerhand binnen, maar ondanks dat werd de situatie toch niet veel gunstiger.
Er was veel meer nodig dan er binnenkwam en de discussies over de vraag aan wie een bepaalde zending nu wel toebehoorde waren soms heftig. Gedurende de Eerste Wereldoorlog verdertigvoudigde de koper prijzen en de nog tegen normale prijzen gekochte Amerikaanse materialen waren uiterst welkom.
Rond 1914 was de eerder genoemde professor Van Swaay aangesteld als directeur van de 'Provinciale Noord-Brabantse Electriciteits Maatschappij' PNEM, in oprichting. Hij moest het bedrijf grondvesten, een centrale bouwen in Geertruidenberg en een net over de provincie leggen, vanwaaruit alle gemeenten in Noord Brabant gevoed zouden kunnen worden. Aan HEEMAF werd de bouw van het 50 kV hoogspanningsnet opgedragen, alsmede vele werken in de centrale." HEEMAF worstelde echter met de materiaalvoorziening en met een grote stroom aan nieuwe opdrachten. De petroleum voor de Nederlandse olielampen werd namelijk met de dag schaarser en vele gemeentebesturen achtten het woord 'elektriciteit' synoniem aan 'licht'. Zeer vele nieuwe en evenzovele noodlijdende (kleine) elektriciteitsbedrijven werden vanaf 1916 overal in het land tot leven geroepen en deden een beroep op de weinige materialen die voorhanden waren.
Aanleg 50 kV net voor de PNEM (Provinciale Noordbrabantsche Electriciteits Maatschappij). Funderingswerkzaamheden voor waterkruisingsmast op het traject Geertruidenberg/'s-Hertogenbosch, datum: 1-4-1918, bron: Historisch Centrum Overijssel te Zwolle.
Het Brabantse werk vereiste veel materiaal en Hofstede Crull was huiverig om het aan te nemen omdat er veel risico's aan kleefden. Nadat het contract in 1916, in weerwil van de twijfel. toch getekend was, waren er ook direct al weer problemen. In het concept-contract was een koper- en ijzerclausule opgenomen, die inhield dat bij oplopende grondstofprijzen verhogingen doorberekend zouden mogen worden aan de opdrachtgever. Het definitieve contract werd door de PNEM verzorgd en het werd door Hofstede Crull. zonder nadere bestudering getekend. Tot grote woede van Hofstede Crull bleek de ijzerclausule in het definitieve contract te ontbreken. Hij sprong dadelijk uit zijn vel en eiste ogenblikkelijke correctie. Toen de PLEM daartoe niet aanstonds 'bereid was, sloeg hij met zijn vuist op tafel en zei in het bijzijn van de chef van zijn installatiebureau, dat HEEMAF vanaf dat moment uit het contract zou halen wat er maar uit te halen zou zijn. Later zou blijken dat de chef installatiebureau dat goed verstaan had.
Deze 2 foto's zijn gemaakt in 1920, toen de PNEM (Provinciale Noordbrabantsche Electriciteits Maatschappij) een 50 kV net aanlegde nabij Zevenbergen. Voor het verplaatsen van de stalen masten werd deze Cletrac rupstrekker ('The Cleveland Tractor Co") ingezet, in combinatie met een mallejan. Bron: Historisch Centrum Overijssel te Zwolle.
De centrales, zuilen, onderstations en elektriciteitsnetten aangelegd door de Heemaf met de 50 kV verbinding, datering rond 1925, bron: Historisch Centrum Overijssel te Zwolle
Bron: Techniekmuseum Oyfo.
HEEMAF-complex te Hengelo in 1917. Op de voorgrond het woonhuis dat in 1912 onderdeel werd van het erachter gelegen HEEMAF-kantoor. Achter het kantoor
de fabriek en daar weer achter de elektriciteitscentrale, herkenbaar aan de koeltorens en de schoorsteenpijpen.
Ten behoeve van het Brabantse werk werd in 's-Hertogenbosch een apart bouwbureau ingericht, vanwaaruit het gehele werk geleid kon worden. Afhankelijk van de materiaalaanvoer, verliepen de werkzaamheden nu eens ,vlot en dan weer in het geheel niet. Het werd een moeizaam proces en er ging van alles mis. Ook was er op de juistheid van de afrekeningen wel dikwijls wat aan te merken. Zo bleek later dat de boekhoudingen in 's-Hertogenbosch en in Hengelo niet altijd met elkaar in overeenstemming waren. Ook werden kabellengtes wel eens erg in het voordeel van HEEMAF gemeten en de kwaliteit van het geleverde koper was soms beneden de 'standaard. Een enkele maal waren de onenigheden ook wel eens grappig. HEEMAF moest bijvoorbeeld volgens contract bij alle hoogspanningsmasten koperen aardplaten ingraven met een oppervlakte van 1 m2. Eén der HEEMAF-employees kwam na enige tijd op het idee dat een plaat van 0,5 mz, eigenlijk een oppervlak had van I rnz, omdat de elektrische stromen aan beide zijden konden uittreden en men ging over tot halvering van de platen. Dat Van Swaay deze rekenwijze van HEEMAF niet zou kunnen volgen, lag voor de hand en zijn protest bleef natuurlijk niet uit. Legio waren de onenigheden en de sfeer op het werk was niet altijd even plezierig. Tussen de bedrijven door correspondeerde de heer Keus veel met professor Van Swaay. In 1917 en 1918 schreef Keus vaak meerdere malen per week aan hem. Onderwerpen van correspondentie waren uiteraard de gemeenschappelijke patenten, het wel en wee van de apparatenfabriek, maar vooral ook de positie van Keus binnen HEEMAF, zijn promotiekansen en de algemene gang van zaken, die Keus allerminst aanstond. Keus vertrouwde de chef van het installatiebureau niet en hij vond dat Hofstede Crull die functionaris te veel de hand boven het hoofd hield. Sommige klanten werden bevoordeeld en vaak kwamen juist de goede klanten op de tweede plaats. Een enkele keer schrijft Keus over gebeurtenissen die 'ik liever eens onder vier oogen met U zou willen bespreken'. Uit de brieven moet Van Swaay wel geconcludeerd hebben dat hij er verstandig aan zou doen om de boekhouding rond het Brabantse werk eens met meer dan normale belangstelling te bestuderen.
N.V. Heemaf Bouwbureau N.Brabant,Oranje-Nassaulaan 31 's-Hertogenbosch - Bouwbedrijf van de Heemaf in Den Bosch rond 1923, De auto's zijn van de Heemaf en zijn geparkeerd bij de nieuwbouw van de PNEM, bron: BIHC
19-04-1913 Algemeen Handelsblad
Als gezegd; er was het één en ander mis en Van Swaay wendde zich rechtstreeks tot de commissarissen van HEEMAF voor nader onderzoek. De vraag was of Hofstede Crull zelf ook weet had van wat er in Brabant gebeurde of dat dit alleen het werk was van de chef installatiebureau. Die chef bleek na onderzoek veel boter op zijn hoofd te hebben. Samen met twee buitenstaanders had hij een handelsfirma in het leven geroepen, die bij HEEMAF tegen relatief normale prijzen veel materiaal inkocht en dat weer tegen woekerprijzen doorverkocht. Doordat hij volledige procuratie had, kon hij op die manier aan deze kettinghandel geweldig veel verdienen. De chef van het installatiebureau werd op staande voet ontslagen en het onderzoek ging door." Enkele dagen vóór dat ontslag hadden Keus en Wiersum, de chef van de motorenfabriek, hun ontslagaanvrage ingediend bij Hofstede Crull. Zij gaven geen erg duidelijke reden voor die stap, maar in een gesprek met de gedelegeerd commissaris lieten zij wel merken dat zij met de gang van zaken bij HEEMAF niet gelukkig waren. Doordat zowel Hofstede Crull als de commissarissen de beiden heren niet wilden missen, werd gezocht naar een oplossing.
Al lange tijd was het de commissarissen een doorn in het oog dat Hofstede Crull hen telkens weer voor voldongen feiten plaatste, zonder noemenswaardig overleg. Daarnaast waren zijn vaak impulsieve gedragingen en zijn driftbuien berucht. Het was kortom toch al geen prettig mens om mee samen te werken en nu kwamen vele perikelen kort na elkaar. Ook was zijn gedrag, juist in 1918, nog weer veelonstuimiger en merkwaardiger geworden. Het kwam er eigenlijk op neer dat hij door het vele werk van de laatste jaren, flink overspannen was geraakt en daardoor nog moeilijker te hanteren dan normaal.
Als illustratie van zijn merkwaardige handelen mag de gang van zaken met betrekking tot zijn woonhuis dienen. In 1912 had hij een mooie villa gekocht op het 'Wilbert' in Hengelo. Tussen 1912 en 1918 werd de villa ingrijpend verbouwd en in 1918 stond er een juweel van een woning, met alle denkbare luxe en mooi gelegen in het bos. De gemeente Hengelo wilde echter in de nabijheid de nieuwe woonwijk 'Het Wilbert' bouwen en Hofstede Crull moest grond afstaan. Hij kon met de gemeente niet tot overeenstemming komen en hij heeft in 1918, uit boosheid, de gehele villa laten afbreken en enkele meters buiten de gemeentegrens een nieuwe villa, het 'Weusthag', weer laten opbouwen.
Links Huis Wilbert, rechts de nieuwe villa "het Weusthag".
Uiteraard waren de commissarissen op de hoogte van dit merkwaardige gedrag en nu er nog weer andere zaken bij kwamen besloten zij in te grijpen. Naast Hofstede Crull en Willink werden twee andere directeuren benoemd. Men wenste Keus als directeur, maar wegens de eerdere afspraken kon men niet meer om Frits Willink heen en moesten het er twee worden. Aanvankelijk stemde Hofstede Crull in met de benoemingen, maar na korte tijd veranderde hij van mening. Hij wilde wel iets worden als 'president directeur', of op andere wijze de belangrijkste zijn, maar de volledige gelijkwaardigheid kon hij niet accepteren. Per I mei 1919 trad hij daarom af als directeur en dat was 25 jaar en één maand nadat hij het bedrijf in Borne begonnen was.
Een bitter afscheid van Hofstede Crull bij zijn vertrek bij de Heemaf (1919). Bron: Algemeen Handelsblad 08-09-1919
Na zijn aftreden liepen de onderzoeken naar de Brabantse onregelmatigheden door en men vond nog enkele zaken waarin ook Hofstede Crull niet vrijuit ging. In het HEEMAF magazijn lag in 1918 een partij koper van 25 ton, die in 1915 in de Verenigde Staten gekocht was. Hofstede Crull bood de partij in 1918 voor een hogere prijs aan professor Van Swaay aan. Hij motiveerde die hogere prijs door te beweren dat de partij toebehoorde aan het TCS, waar hij ook directeur was en gaf aan dat de commissarissen van het TCS de partij wel wilden afstaan tegen de hogere prijs. Ook gaf hij een hogere inkoopsprijs op dan in werkelijkheid betaald was. Het verhaal klonk plausibel omdat het TCS een nieuwe voedingslijn naar Eibergen had geprojecteerd, waarvoor uiteraard koper nodig was. Voor die lijn kwamen de vergunningen echter niet af, wegens de rem van de overheid op particuliere initiatieven en het koper lag ongebruikt in het magazijn.
Het is niet onmogelijk dat Hofstede Crull het bewuste koper inderdaad had voorbestemd voor het TCS, maar volgens de boekhouding behoorde het toe aan HEEMAF. Hofstede Crull had dus een onjuiste voorstelling van zaken gegeven en de wakker geworden Van Swaay stelde er indringende vragen over en vroeg om een schriftelijk bewijs over de inkoopsprijs. Hofstede Crull heeft toen de domme fout begaan om een cijfertje te veranderen in een brief en dat kwam later natuurlijk aan het licht. Veel beter had hij gewoon kunnen zeggen dat hij het vertikte om de kans op forse winst voorbij te laten gaan.
Het was ook daarom zo dom omdat het plaats vond in januari 1919, toen het onderzoek naar de gang van zaken in Brabant alliep en hij kon weten dat er op hem gelet werd. Waarschijnlijk is veel van het gebeurde terug te voeren op de toestand waarin Hofstede Crull in 1918 verkeerde. In zijn overspannenheid deed hij dingen waar hij later ongetwijfeld spijt van gehad zal hebben. Toen Hofstede Crull het bedrijf op 1 mei 1919 verliet telde het ongeveer 1590 medewerkers. Het bestond uit een fors installatiebureau en een grote fabriek.
Het grondoppervlak van de fabriek was 23.200 m2, met daarin een flinke motoren fabriek, een apparaten fabriek, montage werkplaatsen, magazijnen, tekenkamers en kantoren. Het geheel was binnen 25 jaar tot stand gekomen en het was nog maar een gedeelte van alles wat in voorgaande jaren door het werk van Hofstede Crull was opgezet.
Huldiging
Op zaterdag 6 september 1919 was het feest in de tuin van Hofstede Crull's woonhuis. Een 400-tal werknemers van HEEMAF wenste hun oude directeur niet zomaar te laten gaan. Met muziek voorop was men naar het 'Weusthag' getogen en daar werd 'hun' Hofstede Crull warm toegesproken." Volgens de spreker Pabon was de revue voor het 25-jarig bestaan van HEEMAF al ingestudeerd toen de onenigheden begonnen. Het personeel had Hofstede Crull in de revue centraal willen stellen en in een tableau had hij temidden van een groot aantal van zijn medewerkers met uitgestrekte arm naar de toekomst moeten wijzen. Het speet het personeel geweldig dat het feest niet was doorgegaan. Er werden geschenken overhandigd en Hofstede Crull dankte ontroerd voor de hulde. Toch maakte hij weer een fout. In zijn dankwoord richtte hij ook weer enkele onvriendelijke woorden tot: 'diegenen, die op het oogenblik de Heemaf leiden'. In de commissarissenvergadering van HEEMAF op 23 september 1919 bleek men zeer ontstemd over de toespraak en de negatieve houding tegenover Hofstede Crull werd welhaast tot vijandig.
De Langestraat te Delden in december 1911. De aanleg van de eerste 10 kV kabel naar de fabriek van Arnzt Jannink in Goor van 17 kilometer lengte. In de kabelsleuf de voorman A.F.S. Schultze, die reeds sinds 1896 in dienst was van Hofstede Crull.
Enkele nevenactiviteiten
In 1880 werd het automobiel bedrijf "Spijker" opgericht door Jacobus en Hendrik-Jan Spijker. (later werd dit Spyker). De gebroeders Spijker hadden een bijzondere relatie met de Nederlandse elektrische pionier Rento Hofstede Crull ontwikkeld.. Zij kenden hem al van het racen op de velocipede circuits in Nederland en in Duitsland, toen hij nog studeerde in Mittweida en later in Hannover aan de Technische Hochschule rond 1880.
Hofstede Crull was een fervent autoliefhebber en kocht zijn eerste auto rond 1890. Daarmee was hij één van de eerste automobilisten in Nederland. Daarnaast verzamelde hij een groot aantal auto's waaronder een aantal Spijker race modellen. Hij bracht de collectie onder in één van de gebouwen van zijn bedrijf, de Heemaf.
De Spyker garage bij de Heemaf. Bron: Historisch Centrum Overijssel
Zie onderstaande slideshow van de verzameling auto's van Hofstede Crull door de jaren heen met veel Spyker automobielen, zijn favoriete automerk. (bron: Historisch Centrum Overijssel te Zwolle).
{besps}autos{/besps}
Een fantastische foto van een Spyker automobiel en een Spyker dubbeldekker bus waar bovenin reclame wordt gemaakt voor Trompenburg, de fabriek van Spijker.
De vertegenwoordigers van Spyker auto's met rechtsonder de "Spyker garage te Hengelo" uit juli 1919. Bron: www.conam.info
Fabriek Trompenburg Amsterdam (1916)
Nu 100% bewijs dat Hofstede Crull een agentschap was van Trompenburg/Spyker. In een boekje van Spyker uit 1916 vond ik bovenstaande advertentie over de agentschap. Op de tweede pagina zien we links onderaan Agentschap Hengelo met een foto die ook op deze website staat. Dat is dus de "SPYKER GARAGE" van Hofstede Crull op het Heemaf terrein. Bron: Geheugenvannederland
Zie ook de foto hieronder waarop de reclame van `Spyker auto's Amsterdam, Industrieele maatschappij Trompenburg` goed te zien is. De foto is gemaakt in de tuin voor het huis van Hofstede Crull. Bron: Historisch Centrum Overijssel te Zwolle met dank aan Peter van der Most.
Bron: Historisch Centrum Overijssel te Zwolle
Logo "Industrieele Maatschappij Trompenburg", bron: www.conam.info
Een voorbeeld van een soortgelijke maar ander type dubbeldekker (omnibus) reed in Groenendaal (1915). Deze was ook afkomstig van de fabriek Trompenburg uit Amsterdam.
Het assembleren van de Spijker automobielen bij de Heemaf begon aanvankelijk als een hobby, met goedkeuring van de commissarissen, maar dit nam veel tijd en plaats in beslag, waardoor de Raad van Bestuur reageerde. Zij waren er niet zo blij mee dat hij een deel van de ruimte bij de Heemaf gebruikte als garage en autopark voor zijn privé hobby. Hierop reageerde Hofstede Crull door er een bedrijf van te maken. Hij richtte de "Spijker Automobiel Verhuur Maatschappij" op, die samen met het "Amsterdam's Trompenburg Bedrijf" één van de eerste auto verhuurbedrijven in Nederland was.
Een bedrijf uit Arnhem, "American Refined Motor Company" hielp hem om de mechanische motoronderdelen te verbeteren. Dit had te maken met een auto ongeluk die hij en zijn chauffeur Poorthuis hadden in 1909. Dit werd veroorzaakt door - zo bleek later - een defect in het Spijker stuurmechanisme. Dit defect werd door hem opgelost.
Heel veel heeft zijn Spyker verhuur bedrijfje niet voorgesteld, maar hij exploiteerde het bedrijf met veel liefde."
Spijker race auto, type: 60 HP uit 1903, misschien wel geassembleerd in de garage van Hofstede Crull bij de Heemaf. Bron: Wikepedia.
Ongeluk
In maart 1909 reed Hofstede Crull met zijn snelle bolide tegen een boom. Hieronder een krantenknipsel wat dit voorval beschrijft.
Hofstede Crull met aan het stuur, naast hem zijn chauffeur.
Bron: Gorcumer Courant 26-03-1909
Toen in 1916, het Arnhemse bedrijf 'American Refined Motor Company' in geldnood kwam, stelde Hofstede Crull aan commissarissen voor het bedrijf te redden door er financieel in te gaan deelnemen. Commissarissen stemden toe, het bedrijf verhuisde naar Borne en Hofstede Crull werd gedelegeerd commissaris. Ook dit bedrijf was klein, maar het drukte ook de liefde van Hofstede Crull uit voor alles wat met benzinemotoren te maken had. Als herinnering aan dat bedrijf bestaat momenteel in Borne nog de wijk 'Het Refined'.
Voorzitter Kamer van Koophandel Arnhem
Naast deze activiteiten waren er nog enkele andere commissariaten en was hij lid (en enige tijd voorzitter) van de kamer van koophandel, lid van de provinciale staten van Gelderland en één van de mede-oprichters van de A.N.W.B.
Vergadering Kamer van Koophandel te Doetinchem met voorzitter Hofstede Crull. Na afloop was er nog een feestmaaltijd en een bezoek aan elektromotorenfabriek "de Vijf", waarvan Hofstede Crull directeur en oprichter was. Tweede van rechts vooraan (nr.1) was Hofstede Crull. Bron: De Graafschap-bode 25-10-1929
Hofstede Crull opent in zijn hoedanigheid als voorzitter van de Kamer van Koophandel de Colprovia fabriek in Gaanderen op 23-05-1930, Grappig is wel dat hij het bedrijf opende door een hoofdschakelaar om te draaien waarna de motoren van de VIJF (uit zijn eigen bedrijf) het werk gingen doen, bron: de Graafschapbode.
Feeststoet n.a.v. de festiviteiten tijdens het 50 jarige jubileum van de Geldersche Tram Maatschappij (GTM) 27-06-1931. Hofstede Crull als voorzitter KVK zit naast de koetsier. Bron: Graafschapbode.
26-07-1929 - Opening shell-depot in Doetinchem met Hofstede Crull in het midden (met hoed scheef op het hoofd). Bron: Graafschapbode.
04-07-1932 Algemeen Dagblad.
Directeurschap TCS
Hofstede Crull was tijdens alle commotie in 1919 nog steeds directeur van het naast HEEMAF gelegen TCS. Dat bedrijf werd geplaagd door bijna onbeheersbare groeicijfers. De wereldoorlog had voor de elektriciteitsvraag gewerkt als katalisator en er waren soms groeicijfers van 35% per jaar. Al tijdens de oorlog was er elektriciteitsdistributie ingesteld, maar er kwamen zoveel nieuwe aansluitingen bij, dat die distributie nauwelijks hielp. In 1916 waren er al plannen voor aanzienlijke uitbreiding van de centrale, maar door de materiaalschaarste was er niets van gekomen. Men wilde een geheel nieuwe centrale in de Hengelose Weide op circa 1,5 km van de bestaande vestiging. Voor die nieuwe centrale was veel nieuw kapitaal nodig en dat kapitaal moest voor een belangrijk deel komen van de industrieëlen waarmee Hofstede Crull juist in conflict lag.
Kantoor van Hofstede Crull in zijn voormalige woonhuis op het HEEMAF-complex te Hengelo omstreeks 1912.
Enkele ondernemers stelden het verdwijnen van Hofstede Crull als voorwaarde voor deelneming en de commissarissen van het TCS zaten met een fors probleem. Enerzijds had Hofstede Crull het bedrijf steeds voortreffelijk gediend en hij had het groot gemaakt. Anderzijds moest er persé op korte termijn uitgebreid worden en daar was veel geld voor nodig." Men heeft Hofstede Crull op subtiele wijze laten weten dat het verstandig zou zijn als hij uit zichzelf ontslag zou nemen. Hij begreep de wenk en in 1920 nam hij ontslag als directeur van het TCS.
De ere raad
Na de beschuldigingen aan zijn adres benaderde Hofstede Crull in 1919 enkele Twentse industriëlen met de vraag of zij zitting zouden willen nemen in een ere raad die hem, naar hij verwachtte, van alle blaam zou kunnen zuiveren. Hij vond inderdaad enkele personen bereid, maar kort vóór de installatie kwam hij, na ruggespraak met Bellaar Spruyt, op de gedachte, dat het beter zou zijn als de VDEN zo'n raad zou samenstellen. Nadat ook HEEMAF akkoord ging en verklaarde zich te zullen neerleggen bij de uitspraak van die ere raad, werd zij geconstitueerd. De raad bestond uit mr. J.H. Worst uit Amsterdam als onafhankelijk jurist, L. Beekman uit Zwolle, directeur van de IJsselcentrale namens de VDEN, en G.J.J. Verdam uit Velp als onafhankelijk elektrotechnisch deskundige.
Na een lang slepend onderzoek kwam de raad in juni 1922 met de volgende uitspraak: 'Onze conclusie is, dat de heer Hofstede Crull, als directeur van de Heemaf, al strekten zijne bemoeiingen zich ook in het bijzonder uit tot de technische leiding, enerzijds te kort is geschoten in de controle van het onder hem arbeidend personeel en niet heeft gezorgd, dat handelingen zijn voorkomen, die hij niet had mogen toelaten en die hij in elk geval, door zich met de administratie in verbinding te stellen, had kunnen voorkomen en anderzijds voor Heemaf voordelen heeft trachten te bereiken en een onjuiste opgave heeft trachten te verontschuldigen door middelen, die niet te motiveren waren door een onaangenaam scherp geworden verhouding der betrokken partijen'. Beide partijen hebben zich zonder verder commentaar bij de uitspraak neergelegd.
De Vereenigde IJzer Fabrieken
Op 11 december 1920 werd op initiatief van Hofstede Crull ten overstaan van notaris Ten Doesschate in Hengelo de NV De Verenigde IJzerfabrieken 'DE VIJF' opgericht. Het bedrijf werd gevestigd in Doetinchem en het ging vooral elektromotoren fabriceren. Aanvankelijk liep het bedrijf goed. Vele oudgedienden uit Hengelo, die meer vertrouwen hadden in Hofstede Crull dan in de nieuwe HEEMAF-directie, verhuisden naar Doetinchem en vonden werk in de nieuwe fabriek.
Ook maakte Hofstede Crull zich nog een aantal jaren verdienstelijk als voorzitter van de kamer van koophandel in Arnhem en hij stichtte de NV 'Internationale Spin pot Exploitatie Maatschappij' ISEM, in Doetinchem. De kunstzijde unie in Arnhem (Enka, nu onderdeel Akzo Nobel) kampte in die jaren namelijk met het probleem, dat het spinnen van kunstzijde geweldig bemoeilijkt werd door statische ladingen. Hofstede Crull bedacht een spin pot waarbij dat probleem zich niet voordeed (zie patent) en hij begon een fabriekje voor het vervaardiging van zijn schepping. Het bedrijf De Vijf kwam gedurende de crisisjaren steeds meer in problemen, vooral na de brand die bijna de hele fabriek verwoeste in 1928. Deze slag kwam het bedrijf niet meer te boven en ging in 1934 failliet. De 69-jarige Hofstede Crull restte toen alleen nog zijn bedrijf voor het vervaardigen van de spin potten en hij heeft dat bedrijf nog tot zijn dood in 1938 geleid.
Unieke foto van de fabriek "De VIJF" in 1925, bron: KEMA
Op 3-7-1928 werd een groot deel van de fabriek "De Vijf"door brand verwoest. De Graafschap-bode besteedde er een voorblad aan.
In 1929 werd Hofstede Crull geëerd ter gelegenheid van de Edison Lichtweek, als een van de belangrijkste Nederlandse Elektriciteitspioniers, net als o.a. Willem Benjamin Smit, Cees Alewijnse en Anton Philips. Hij kreeg daarvoor een plaquette. Daarop nodigde hij de Kamer van Koophandel in Arnhem uit voor een feestmaaltijd en een bezichtiging in zijn fabriek "De Vijf". Daar werd deze unieke foto gemaakt. Dit is de enige ons bekende foto gemaakt in de fabriek "De Vijf". (Bron de Graafschap bode).
Motorenfabriek de Vijf op een beursstand (1920-1925). Bron: Techniekmuseum het Heim.
15-07-1930
In 1931 doet Hofstede Crull nog een poging iets te bereiken in de politiek, maar veel heeft dit niet uitgehaald.
Bron: Graafschapbode, 20-4-1931
Aankondiging faillissement de Vijf op 13-07-1934, bron De Graafschap-bode)
Hofstede Crull stopt als lid van de Spoorwegraad waar hij al jaren lid van is., 7-2-1934, de Graafschapbode.
HEEMAF
Ook HEEMAF heeft geweldig geleden onder het conflict met Hofstede Crull. Als direct gevolg van zijn aftreden, traden kort daarop ook vele hoofdafdeling chefs af. Na de benoeming van de heren Keus en Frits Willink tot directeur, bleef Willem Willink nog circa een jaar in dienst om de jonge directie bij te staan en die directie kreeg het niet gemakkelijk. De chef van de motorenfabriek Wiersum, die op promotie gehoopt had, was teleurgesteld door de gang van zaken en hij nam ontslag. Ook de tweede man van de motorenfabriek, de elektrotechnisch ingenieur graaf Bentinck, trad af omdat hij Hofstede Crull volgde naar Doetinchem. De heer Pabon, leider van de 'Indië-afdeling', werkte al voor de helft van de tijd voor het TCS, maar ging nu fulltime over naar het TCS. Ook de hoofdboekhouder en de chef-inkoper namen ontslag.
Bouw fabriek van de Heemaf in 1909
Doordat de chef van het installatiebureau ontslagen was en ook de nieuwe directeuren open posten achterlieten, moest plotseling veel gereorganiseerd worden. Vooral de nieuwe directeur Keus pakte de zaak echter voortvarend aan en spoedig waren de strategische plaatsen weer bezet." Na korte tijd ging men echter toch voelen dat het vertrouwen in HEEMAF flink was afgenomen en men kreeg veel minder orders. Daarbij kwam nog de algemene economische malaise van na de oorlog en het matige vertrouwen dat het eigen personeel had in de nieuwe directie.
Het personeelsbestand liep enorm terug: waren er in 1919 nog 1590 personeelsleden, dit aantal was in 1920 al teruggelopen tot 1263 en in 1921 halveerde dit nog eens. Volgens het verslag van de kamer van koophandel Hengelo over 1921, stond er van de overgebleven helft ook nog een aantal op wachtgeld.
In 1919/1920 was nog een winst geboekt van ongeveer HFL 1780.000,-, terwijl het verlies over 1920/1921 HFL 11.650.000,- bedroeg. Men kon het verliessaldo over dat laatste boekjaar nog verkleinen door het bestaande reservefonds aan te spreken, maar in volgende jaren kon dat uiteraard niet meer. Het ging vanaf 1921 zó slecht dat de Twentsche Bank verdere kredieten weigerde, mits men een garantiesyndicaat zou vormen dat de risico's wilde afdekken, Commissarissen, directieleden en enkele anderen vormden inderdaad zo'n syndicaat en men kon weer een tijdje verder. De situatie was echter zó nijpend, dat gedurende een viertal jaren alleen enigszins afgeschreven is op gereedschappen en verder alle afschrijvingen achterwege gelaten werden. Tussen 1921 en 1924 heeft men de lonen viermaal moeten verlagen en er is tussen 1921 en 1925 geen dividend uitgekeerd. Doordat de schulden voortdurend veel te hoog bleven, moesten in december 1925 alle aandelen afgestempeld worden tot op 30% van de nominale waarde.
Als men de cijfers beziet, dan moet men wel tot de conclusie komen dat het bedrijf in 1921/1922 eigenlijk failliet was. Het lijkt erop dat men het gemis van Hofstede Crull met alle macht heeft willen ontkennen en men heeft het bedrijf kunstmatig in leven gehouden. Gezegd moet overigens worden dat de nieuwe directie, met Keus voorop, keihard gewerkt heeft om het onheil af te wenden en men is daarin geslaagd.
Kijkje in de fabriek van de Heemaf (1920-1925): Bron HCO Zwolle.
SKA Motoren
In 1921 werd octrooi gevraagd op een nieuw type draaistroommotor en die motor heeft later als SKA-motor (speciaal kortsluit anker) veel bijgedragen aan het herstel van het bedrijf. Ook begon in 1921 de samenwerking met het Amerikaanse 'Westinghouse', voor de fabricage van spoormateriaal. Veel meer informatie over de SKA motoren is HIER te vinden.
HEEMAF is de moeilijke periode met heel veel inspanning doorgekomen en heeft later enkele perioden van flinke bloei gekend. In 1963 is HEEMAF opgenomen in het HOLEC-concern, waar het als werkmaatschappij van de houdster nog een periode van betrekkelijke zelfstandigheid heeft gekend, maar nu geheel is geïntegreerd.
Bron: Graafschap bode 25-10-1929
Op 25-10-1929 vond de Edison Lichtweek in Amsterdam plaats. Hierbij werden 15 elektriciteitspioniers geëerd d.m.v. deze plaquette. Ook Hofstede Crull ontving deze plaquette, evenals o.a. Willem Benjamin Smit, Anton Philips en Hidde Nijland.
Besluit
Het leven van Hofstede Crull kan zonder twijfel gekenschetst worden als 'bewogen'. Hij heeft veel gezien en hij heeft veel beleefd. Er is zó veel succes en er zijn zó veel teleurstellingen, dat zijn levensverhaal veel heeft van een roman. Hij heeft het anderen en ook zichzelf, niet gemakkelijk gemaakt. Hij had een moeilijk karakter, maar hij bezat een onstuimige werkkracht en hij heeft veel bereikt.
Als Hofstede Crull in 1918 de grenzen van de redelijkheid wat meer in het oog had weten te houden, als hij zijn harde kop eens had kunnen buigen voor anderen, als hij wat minder overwerkt geweest zou zijn? Ja, dan had dit artikel nu niet geschreven behoeven te worden, want dan zou HEEMAF ongetwijfeld nog veel groter geworden zijn en dan zou zijn leven al veel eerder in allerlei gedenkboeken, uitgebreid beschreven geweest zijn.
Rento Hofstede Crull overleed op 08-09-1938 en de kranten stonden er vol van. Ook andere media besteedden ruim aandacht aan het overlijden van Hofstede Crull.
Dagblad Vaderland, de Graafschap-bode 08-09-1913 / 09-09-1913
Begrafenis Hofstede Crull , bron: Graafschapbode, 12-9-1938
Noten
- Met dank aan dr. AN. Hesseimans te Utrecht voor het gebruik van enkele van zijn bronnen. Mondelinge mededeling van Mevr. C.A.J. Bouman-Hofstede Crull, kort voor haar overlijden in 1989.
- Rijksarchief in Groningen. Archief Rijks Hogere Burgerschool, inv. nrs. 499-501.
- De Ingenieur 23 (1908), nr. 16, p. 289; en navolgende pennestrijd in nrs. 18,20-22 en 24.
- Mittweida. Archiv Ingenieurshochschule.
- Hannover. Hauptstaatsarchiv.
- G.J.M. Hogenkamp, Een halve eeuw wielersport (Amsterdam 1916).
- A. Snijders, De vorderingen der elektrotechniek in de laatste jaren en de stand van het onderwijs (Delft 1894). p. 95 e.v.
- Ibidem, p. 162.
- Tubantia 28 juli 1894.
- A.l Gevers en A.J. Mensema, De havezaten in Twente en hun bewoners (Zwolle 1995), p. 135-142.
- P. Kooy, 'De eerste verbruikers van elektriciteit in de gemeente Groningen (1895-1912)', in: Economisch en Sociaal-Historisch Jaarboek 35 (1972).
- Gemeentearchief van Groningen. Archief ***, inv. nr. 1070 (1.777.51).
- A. de Groot en B. van Houten, Tweestromenland. Elektriciteitsvoorziening in Groningen en Drenthe (Groningen 1988), p. 37-39.
- Gemeentearchief van Borne. Archief gemeente Borne, Ingekomen stukken 21 mei 1894 (Agenda nr.144).
- C. Noome e.a. (red), De ontwikkeling van onze elektriciteitsvoorziening 1880~1938 (Den Haag 1948).
- Twentsche Courant, 22 jul i 1896.
- Rijksarchief in Gelderland. Archief Stoomwezen: Stoomketelboek Kl1, nr. 483.
- Electra 1 (1895), nr. 8, p. 175-178.
- E.J. Fischer, Stroomopwaarts. De elektriciteitsvoorziening in Overijssel en Zuid-Drenthe tussen circa 1896 en 1986 (Zwolle 1986).
- Gemeentearchief van Wisch. Archief Terborgsche elektriciteits Maatschappij (TEM): Notulen raad van commissarissen, 27 mei 1898.
- Noome, De ontwikkeling, p. 35.
- GA. Wisch. ArchiefTEM: Notulen aandeelhoudersvergadering 1 september 1920.
- Archief HEIM (ongeordend).
- Wereldkroniek 11 april 1914.
- Noome, De ontwikkeling, p. 46.
- Fischer, Stroomopwaarts, p. 54-56.
- Ibidem, p. 56-57.
- Hengelo's Educatief Industrie Museum. J. Tuik, De oude centrale van het Twentsch Centraal Station voor elektrische Stroomlevering (ongepubliceerde studie 1988).
- De elektriciteitsvoorziening van Nederland tot het jaar 1925 (Amsterdam 1926), p. 437-455.
- Gemeentearchief van Enschede. Verslag der gemeentelijke bedrijven over het jaar 1910.
- EDON Zwolle. TCS-archief (ongeordend).
- EDON Zwolle. Doos 'Kabelmaatschappij'.
- Rijksarchief in Overijssel (RAO). Archief Stork, inv. nr. 128.
- MEGA Maastricht. Oud-archief, inv. nrs. 100,593 en 615.
- EDON Zwolle. TCS-archief (Brieven maart 1908).
- c.J. Mooienaar en B.J.M.M. Huyskens, 75 jaar openbare stroomvoorziening in Limburg (Heerlen 1984).
- T.W.J. Straakenbroek e.a., Een halve eeuw PEN 1917-1967 (Wormerveer 1967).
- RAO. Archief Heemaf (inv. nr. 52).
- MEGA Maastricht. Archief VDEN, inv. nr. 7 e.v.
- Ibidem, Notulen vierde vergadering 17 oktober 1914.
- Zie noot 38.
- AA Weyts, De elektriciteitsvoorziening van Noord-Brabant 1914-7939 ('s-Hertogenbosch 1939).
- RAO. Archief HEEMAF (voorlopig inv. nr. 1664-1667).
- Nieuwe Rotterdamsche Courant, 9 september 1919; Algemeen Handelsblad, 7 september 1919.
- RAO. Archief HEEMAF (voorlopig inv. nr. 384).
- EDON Zwolle. TCS-archief: Notulen raad van commissarissen.
- RAO. Archief HEEMAF (voorlopig inv. nr. 1628).
- EDON Zwolle. TCS-archief: Correspondentie met de Twentsche Bank, brief 17 juni 1920.
- Hofstede Crull, een bijzonder energiek ondernemer (Jaap Tuik).
- Elektriciteitsmuseum Hoenderloo
- Holec Historisch Genootschap
Voor informatie en bestelling stuur een e-mail naar:
Comments powered by CComment